e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Altweert

Overzicht

Gevonden: 1278
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zachtharige bezem keerbezem: kiərbiəsəm (Altweert) zachte bezem III-2-1
zanglijster, lijster klijster: kliêster (Altweert) lijster III-4-1
zeelt louw: vis  law (Altweert) zeelt (vis) III-4-2
zeemlap zeem: zīəm (Altweert), zeemlap: zīəmlap (Altweert) zeem III-2-1
zeepsop luter: ly(3)̄ətər (Altweert) zeepsop III-2-1
zeug met meer dan twaalf tepels goed gememd: (zo'n zeug is) gōt gǝmɛmdj (Altweert) [N 76, 21] I-12
zeugekooi zeugehok: zø̄gǝhǫk (Altweert) De aparte kooi of betimmering in een varkenshok die verhindert dat de zeug de biggen met haar zware lijf dooddrukt. Vroeger werden daarvoor op ongeveer 15 tot 20 cm afstand van de bodem en van de muren van de stal houten balken van ongeveer 12 cm dikte aangebracht. De ruimte tussen balken en vloer kan dan door de biggen als vluchtweg gebruikt worden. Tegenwoordig bevindt de zeug zich in een apart hok, waarvan aan twee kanten de onderste plank ontbreekt zodat de biggen bij de tepels kunnen die door de openingen steken. [N 5A, 62a; N 19, 18; N 76, 41d] I-6
zeuren, zaniken zeiken: zeîke (Altweert), zeveren: zeîvere (Altweert) zeuren || zeuren, zaniken III-1-4
zich kwaad maken zich verbozen: zich verbuuëze (Altweert) zich kwaad maken III-1-4
zich schamen zich generen: zjenieëre (Altweert), zich schamen: zich schaâme (Altweert) generen, schamen || zich schamen III-1-4