e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Altweert

Overzicht

Gevonden: 1278
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wijs wijs: wiês (Altweert) wijs III-1-4
wilde eend eend: aentj (Altweert) eend III-4-1
wilde gans gans: gaos (Altweert) gans III-4-1
wilg (alg.) wijdenboom: wi-jjeboûm (Altweert) wilg III-4-3
wilgenkatje katje: kétje (Altweert) katje, vruchtbeginsel ve wilgetak III-4-3
willen willen: wille (Altweert) willen III-1-4
wind (alg.) wind: WB. (meervoud: weendje; verkleinwoord: wintje).  weentj (Altweert) wind III-4-4
winderig weer trekachtig (weer): trekechtig (Altweert) koud, nat en winderig III-4-4
windroeden dakgaarden: dā.k˲gē̜rdǝ (Altweert), dekgaarden: dɛk˲gē̜rdǝ (Altweert) Twijgen die men vastbindt op de naden van de dakschilden om het verwaaien van de dakbedekking tegen te gaan. De bandgaarden werden in L 291 vastgebonden met 'wijden' ('wijǝ') of 'witsen' ('wetsǝ'), in K 353 met 'dekbanden' ('dęk˱banǝ'). In K 316 gebruikte men 'dekgaarden' ('d'k˲gšrǝ') om het stro over de hele lengte van het dak vast te leggen. [N F, 10; N 4A, 34d; monogr.] II-9
winterkoninkje koninkje: kuuëningske (Altweert) winterkoninkje III-4-1