24354 |
vrouwelijk dier |
wijfje:
wiefke (L318d Altweert)
|
wijfje, vrouwelijk dier
III-4-2
|
34308 |
vrouwelijk varken |
zoog:
zuǝx (L318d Altweert),
zōx (L318d Altweert)
|
Vrouwelijk varken. Ten aanzien van gelt wordt opgemerkt dat het synoniem is met zeug (L 416), dat het een vrouwelijk, niet gedreven varken is (L 312, 353), dat het een vrouwelijk varken is dat niet dient voor de kweek (L 282, 286, 313, 315, 316, 354, 355, 356) of juist wel voor de kweek is bestemd (K 278). Verder kan het een oud woord zijn voor de zeug (L 354, 355) en kan het op een gesneden, vrouwelijk varken duiden (L 312). Oorspronkelijk duidde gelt op het gecastreerde vrouwelijk varken. In de loop van deze eeuw is men gelt ook gaan gebruiken voor het vrouwelijk varken. [L 20, 4a; L 14, 13; L 3, 2a; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 4, 4c; Wi 9; NE 1, 12; NE 2.I.8; AGV K1; R XII, 46; Gwn 5, 11; N M, 22 add.; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
20467 |
vrouwziek |
ketser:
cf. WNT s.v. "ketsen (II)"= "jagen, aan-, op-, voortjagen"; WNT s.v. "ketser (II)"looper, zwierder, nachtlooper....
ketsert (L318d Altweert),
veger:
vaeger (L318d Altweert)
|
meisjesgek
III-2-2
|
24515 |
vrucht zetten |
spenen:
speene (L318d Altweert)
|
vruchtvormen
III-4-3
|
19898 |
vuur |
vuur:
vø̄.r (L318d Altweert)
|
vuur
III-2-1
|
19895 |
vuurtest |
tondelpot:
tontəlpoͅt (L318d Altweert)
|
tondelpot
III-2-1
|
19005 |
waarheid |
waarheid:
waoret (L318d Altweert)
|
waarheid
III-1-4
|
20440 |
wachthouden bij een dode |
doodbidden:
doeëtbaeje (L318d Altweert)
|
doodbidden
III-2-2
|
20740 |
wafel |
wafel:
waofel (L318d Altweert),
wafelkoek:
Verklw. wäöfelke Waofels woeërte gebakke met ¯n waofeliêzer
waofelkoôk (L318d Altweert)
|
wafel
III-2-3
|
19477 |
walm |
walm:
wa.lm (L318d Altweert)
|
walm, rook
III-2-1
|