18867 |
woede |
gift:
gift (L318d Altweert)
|
kwaadheid, woede
III-1-4
|
24907 |
woensdagx |
goensdag:
(meervoud: goonsdige).
goonsdig (L318d Altweert),
Opm. de g van goonzig wordt geleidelijk aan vervangen door de w (dus woonsdig).
goonzig (L318d Altweert),
woensdag:
woonsdig (L318d Altweert)
|
woensdag
III-4-4
|
30198 |
wolfseinde |
wolfseinde:
wǫ.lǝfs˱entj (L318d Altweert)
|
Driehoekig dakvlak boven een afgeknotte gevel. [N F, 47c; N 4A, 23b; N 4A, 23a; monogr.]
II-9
|
19835 |
wonen |
houden:
haoje (L318d Altweert),
wonen:
wuənə (L318d Altweert)
|
nestelen, wonen van vogels || wonen
III-2-1, III-4-1
|
33601 |
wormsteek |
wormsteek:
wôrremsteek (L318d Altweert)
|
wormstekig fruit
I-7
|
20605 |
wortelenstamppot |
moerenmoes:
moeëremoos (L318d Altweert),
moerenpotage:
moeërepetaazie (L318d Altweert)
|
stamppot van veldwortelen (gele wortelen) en aardappelen
III-2-3
|
33563 |
worteltje |
hete pootjes:
mv.
heitepiekes (L318d Altweert)
|
worteltje
I-7
|
24281 |
wulp |
kluut:
eigenlijk foutieve naam voor de wulp
kluût (L318d Altweert),
kuilderd:
kûldert (L318d Altweert)
|
wulp
III-4-1
|
18995 |
wulps persoon |
fluit:
fluit (zn.) (L318d Altweert)
|
wulpse vrouw
III-1-4
|
27431 |
zaag |
zeeg:
zē̜x (L318d Altweert)
|
Snijwerktuig, dat bestaat uit een platte strook staal die aan één zijde van tanden voorzien is. De strook is bevestigd in een handvat of in een spanraam. Zie ook de lemmata ɛhandzaagɛ en ɛspanzaagɛ.' [S 45; L 8, 101; N 53, 1a; monogr.]
II-12
|