24266 |
vlaamse gaai |
markolf:
mê’rrekof (L318d Altweert)
|
vlaamse gaai
III-4-1
|
19413 |
vlam |
vlam:
vlam (L318d Altweert)
|
vlam
III-2-1
|
33287 |
vlas braken |
braken:
brākǝ (L318d Altweert)
|
Het pletten van de vlasstelen, om de houtachtige delen te verwijderen. [monogr.; add. uit N 48, 16a]
I-5
|
33288 |
vlasbraak |
braak:
brāk (L318d Altweert)
|
Toestel om vlasstengels te pletten. De zwing is een langwerpige afgeronde plank met een handvat om de "scheven" (vergelijk het lemma Hede-, Vlas- of Hennepafval) van het vlas los te slaan. [monogr.; add. uit N 48, 16b]
I-5
|
33285 |
vlasrepel |
reep:
rē̜p (L318d Altweert)
|
Kam gebruikt bij het repelen.
I-5
|
30184 |
vlechttwijgen |
tuingeerdjes:
tūngęrtjǝs (L318d Altweert)
|
De twijgen die horizontaal door de vlechtlatten worden gevlochten. [N 4A, 53b; N 31, 45d; monogr.; div.]
II-9
|
24457 |
vleermuis |
vlaarmuis:
flarmoês (L318d Altweert)
|
vleermuis
III-4-2
|
24348 |
vleesmade, larve van de bromvlieg |
made:
maaj (L318d Altweert)
|
made, worm
III-4-2
|
34348 |
vlekziekte |
vlekziekte:
vlɛkzekdjǝ (L318d Altweert)
|
Vlekziekte wordt veroorzaakt door een bacterie. De ziekte gaat gepaard met hoge koorts; op de huid tekenen zich rode en soms donkerblauwe vierkante of ruitvormige vlekken af (WBD I.6, blz. 854). [N 19, 27a; N 19, 27b; N 52, 19; N 76, 57; A 48a, 32; monogr.]
I-12
|
22154 |
vleugel |
vleugel:
vluuëgel (L318d Altweert)
|
vleugel
III-4-1
|