e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P186p plaats=Gelinden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
troef troef: trōēf (Gelinden) Troef: Harten is troef. [ZND 08 (1925)] III-3-2
troep biggen in het algemeen nest: nei̯s (Gelinden) In dit lemma wordt het begrip biggen of wat daarvoor in de plaats kan komen achter nest, toom enzovoorts niet gedocumenteerd. [N 19, 17; N 76, add.] I-12
troep kippen trobbel: trubǝl (Gelinden) Varianten van kippen, hennen, hoenders enz. zijn niet gedocumenteerd. Zie hiervoor het lemma ''kippen'' (5.2.1). Alleen de benamingen voor troep zijn in dit lemma opgenomen. [N 19, 63; A 4, 18; L 4, 18; L 20, 18; S 37; monogr.] I-12
tuieren tuieren: tøi̯ǝrǝ (Gelinden) Een koe of geit laten grazen aan een touw dat met een paal in de grond bevestigd is. Men doet dit om het af te grazen stuk grasland te beperken. [N 3A, 14h; N 14, 71; L 27, 5; A 17, 20; JG 1c, 2c; Vld.; monogr.] I-11
tuierpaal tuierpag: tøi̯ǝrbak (Gelinden) De tuierpaal is een houten of ijzeren paal die men met de tuierhamer in de grond slaat en waaraan de koe of geit wordt vastgebonden. [N 14, 72 en 73a; N 3A, 14h; JG 1c, 2c; L 40, 21a; L B2, 286; A 17, 20; monogr. add. uit N 14, 71] I-11
tuin hof: zelden gebr.  hoͅf (Gelinden), warmoes: wɛ̄reͅmeͅs (Gelinden) hof [ZND 04 (1924)] III-2-1
tuinkervel kelver: keͅləvər (Gelinden), kervel: kervel (Gelinden) [Goossens 1b (1960)]kervel [ZND 01 (1922)] I-7
tuit tuitel: tø͂ͅtəl (Gelinden) tuit van de waterketel van koper of ijzer en met hengsel en tuit [N 20 (zj)] III-2-1
tweeling kweeling: kwialeŋ (Gelinden), kwialéng (Gelinden), kwiaoleŋ (Gelinden), tweeling: twileŋ (Gelinden), twīēléng (Gelinden) tweeling [ZND 08 (1925)], [ZND 11 (1925)] III-2-2
twijg karwats: kǝrwats (Gelinden), roede: rui̯ (Gelinden) Vaak wordt in plaats van een zweep ook een twijg gebruikt om het paard aan te vuren. [JG 1a, 1b; monogr.] I-10