e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P186p plaats=Gelinden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
unster waag: wuog (Gelinden, ... ) Weeginstrument met hefboomwerking. [N 18 (1962)] III-3-1
vaars vaars: vi̯aǝs (Gelinden) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11
vaatdoek schotelvod: sxoͅtəlvoͅt (Gelinden) zo vet als een vaatdoek (schoteldoek) [ZND 08 (1925)] III-2-1
vademen inkrijgen: ē̜nkrē̜gǝ (Gelinden) Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.] II-7
vader vader: vòr (Gelinden) vader; dat is zijn vader [ZND 08 (1925)] III-2-2
vagina, geslachtsorgaan van de merrie lijf: lē̜ǝ.f (Gelinden) Het uitwendig zichtbare geslachtsdeel. [JG 1a, 1b; N 8, 35, 39b en 40] I-9
van de leg afraken uitgelegd (volt. deelw.): au̯tgǝlęi̯t (Gelinden) [N 19, 50b; N 19, Q 111 add.; monogr.] I-12
van veren wisselen ruiven: rau̯vǝ (Gelinden), roi̯vǝ (Gelinden), rou̯vǝ (Gelinden), rou̯vǝn (Gelinden), rōvǝn (Gelinden), rōǝvǝ (Gelinden) [N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.] I-12
vangen vangen: pakə (Gelinden) vangen [ZND 25 (1937)] III-1-2
varen varen: vōͅrə (Gelinden, ... ) varen [ZND 08 (1925)] III-3-1