e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P186p plaats=Gelinden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vensterbank stenen zul: stē̜nǝ zø̜l (Gelinden) Min of meer breed houten of stenen dekstuk aan de binnenzijde van een raam op hoogte van de onderdorpel. Zie ook afb. 57b. Een stenen vensterbank werd in P 48 van 'arduin' ('ardø̜̄n'), in K 314 van 'arduinsteen' ('ardoanstiǝn'), in L 366 van naamse steen en in K 317 van 'marmer' ('męlǝbǝr') vervaardigd. [N 55, 44b; S 39; L 8, 37b; L 31, 12b; L B1, 168; A 46, 10c; monogr.] II-9
vensterluiken blaffeturen: plafǝtȳrǝ (Gelinden) Zie kaarten. De houten panelen die draaiend aan de buitenkant van het huis aan beide zijden van het raam zijn aangebracht. Er bestaan ook losse vensterluiken die 's avonds voor het raam worden geplaatst en 's morgens weer verwijderd worden. Zie voor het woordtype 'vensters' ook Van Keirsbilck I pag. 466 s.v. 'venster': ø̄Ook dikwijls gebruikt in den zin van een beweeglijk luik vóór een venster, aan den buitenkant.ø̄ [N 55, 65a; A 23, 18a; A 46, 11a; L 1 a-m; L 32, 75b; L 1u, 17; L B1, 155; L A2, 409; rnd 49 add.; monogr.; Vld.] II-9
verbergen vortsteken: foetstiəkə (Gelinden), wegsteken: wechstiəkə (Gelinden) verbergen [ZND 25 (1937)] III-1-2
verflaag couche: kurs (Gelinden), laag verf: luax ˲vɛrǝf (Gelinden) Zie kaart. Uitgestreken hoeveelheid verf. [N 67, 77a; L 29, 28b; monogr.] II-9
verfrommelen verkronkelen: verkruingkele (Gelinden) (papier) frommelen, verfrommelen [ZND 35 (1941)] III-1-2
verhogen opslaan: ps. omgespeld volgens IPA.  ōͅp’sløn (Gelinden) verhogen, iets in prijs ~ [opsteken? b.v. de eieren zijn opgestoken?] [N 21 (1963)] III-3-1
verkeren caresseren (<fr.): Van Dale: caresseren (&lt;Fr.), liefkozen, strelen, meest fig.  kersierə (Gelinden) vrijen (verkeren; courtiser) [ZND 08 (1925)] III-3-1
verkering hebben caresseren: kersierə (Gelinden) vrijen (verkeren; courtiser) [ZND 08 (1925)] III-2-2
verkillen pitsen: men vyt pitsə (Gelinden) mijn voeten killen (kittelen van de kou) [ZND 01u (1924)] III-1-2
verkleumd stijf: steejf (Gelinden) hij was gans verkleumd van de kou [ZND 28 (1938)] III-1-2