e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q086p plaats=Eigenbilzen

Overzicht

Gevonden: 4312
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
avondgebed avondgebed: het oavedgebed (Eigenbilzen), oavend gebèd (Eigenbilzen), oavendgebèèd (Eigenbilzen) Het avondgebed/avondsgebed met gewetensonderzoek [aovendgebed, aovesgebed, aoëvetsjebed?]. [N 96B (1989)] III-3-3
avondmaal avondbrood: ōvəndbrood (Eigenbilzen) namen en uren van de dagelijkse maaltijden: avond [ZND 18G (1935)] III-2-3
avondtriduüm avondtridum: `n oaved tridium (Eigenbilzen) Een godvruchtige oefening op drie achtereenvolgende avonden, avondtriduüm. [N 96B (1989)] III-3-3
baaien onderrok dikke baaien onderrok: dikke baaie onderrok (Eigenbilzen) onderrok, dikke baaien ~ [N 24 (1964)] III-1-3
baalschort baalschortel: baalsjotel (Eigenbilzen) voorschoot van jute of grof linnen of een als schort gebruikte baalzak [slobbert, baolscholk, baalslop, pleggert, plekker] [N 24 (1964)] III-1-3
baantje glijden op het ijs schrikkelen: Vnl. over ijs.  (schrikkelen) (Eigenbilzen), schrikken: sch[r}ikke (Eigenbilzen), shrikke (Eigenbilzen), 1. shrikke op t ees: slieren op t ijs  shrikke op ɛt ees (Eigenbilzen), Vnl. over ijs.  schrikken (Eigenbilzen) Glijden op het ijs. || Glijden over sneeuw of ijs. [N 38 (1971)] || Glijden: zich langs en oppervlak gemakkelijk, met zeer weinig wrijving voortbewegen (glijden, slibberen, glissen, schuiven, slifferen, slipperen, schampen). [N 84 (1981)] || Wetenswaardigheden. [SND (2006)] III-3-2
baard baard: bòòt (Eigenbilzen) baard [N 10b (1961)] III-1-1
baarmoeder baarmoeder: boarmoeder (Eigenbilzen) baarmoeder [N 10c (1995)] III-1-1
baars baars: baars (Eigenbilzen) baars. Wat is de naam van de baars (percfa fluviatilis), een roofvis in onze rivieren, van ongever 30 ? 40 cm lang, met strepen op zijn rug en een sterk ontwikkelde rugvin? [N102 (1998)] III-4-2
baby, zuigeling kindje: kinneke (Eigenbilzen) Hoe spreekt men in uw dialect over een kindje beneden een jaar [ZND 49 (1958)] III-2-2