e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288p plaats=Nederweert

Overzicht

Gevonden: 3221
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bloeden bloeden: bluuĕ (Nederweert) bloeden [SGV (1914)] III-1-2
bloeduitstorting bluts: bluts (Nederweert) Hoe noemt u de geelachtig blauwe plekken op de huid, die een gevolg zijn van slaan, stoten of vallen? [DC 52 (1977)] III-1-2
bloedworst bloedworst: blootworst (Nederweert), bij slacht vervaardigd  bloodwoorst (Nederweert), bloed en spek; ca 3 cm diameter  bloo.dwoo.rst (Nederweert), Syst. WBD  bloodworst (Nederweert), zwarte worst of bloedworst  bloodworst (Nederweert), zwarte worst: Moorepetaazie met zwerte woorst: hutspot met bloedworst  zwerte woorst (Nederweert) bloedworst [N 06 (1960)] || Bloedworst (bulling?) [N 16 (1962)] III-2-3
bloedzuiger bloedzuiger: bloótzuûger (Nederweert), bloedzuiker: blootzoeker (Nederweert) bloedzuiger [SGV (1914)] III-4-2
bloeien bloeien: blujje (Nederweert), blø̜̄i̯ǝ (Nederweert) bloeien || De algemene uitdrukking voor het in bloei staan of bloesem dragen van planten en gewassen. In het materiaal-JG is uitdrukkelijk opgegeven dat het om het bloeien van koren gaat. In dit lemma worden de werkwoorden bijeengezet; in het volgende lemma komen de zelfstandige naamwoorden aan bod. [JG 1a, 1b; L A2, 373; L 32, 77, R 1, 37; monogr.] I-4, III-4-3
bloem bloem: bloom (Nederweert), blōm (Nederweert), Syst. WBD  bloom (Nederweert) bloem [SGV (1914)] || Bloem bestaat uit het inwendige van de korrel, de meelkern, en is wit tot grauw van kleur. In verband met het onderscheid tussen ''meel'' en ''bloem'' (zie de toelichting bij het lemma ''gemalen en gezuiverd graan'') zijn de opgaven die op het begrip "meel" duiden zoals roggemeel, tarwe, tarwemeel uit dit lemma overgebracht naar het lemma ''gemalen en gezuiverd graan''. Ten aanzien van het woordtype "patent" zij opgemerkt dat de patentbloem komt uit het hart van de meelkern wiens kleur mooi wit is (Schoep blz. 12). De graad van fijnheid wordt aangegeven door "0" (zero). Hoe meer zero''s, hoe fijner de bloem. [N 29, 15c; N 29, 14b; N 29, 14a; N 16, 80; N 29, 16] || Bloem van het meel (bloem, dons, blom, blons?) [N 16 (1962)] II-1, III-2-3
bloem (alg.) bloem: blo.mə (Nederweert), blome mv (Nederweert), bloom (Nederweert, ... ) bloem [SGV (1914)] || bloemen [RND] III-4-3
bloemkool bloemkool: bloomkoeël (Nederweert), sterk geronde oo  blŏĕmkooÒḷ (Nederweert) bloemkool || Hoe noemt u de volgende soorten kool (brassica oleracea L. - fam. cruciferae): bloemkool (brassica eleracea botrytis) (Eigenlijk geen bladgroente) [N 71 (1975)] I-7
blutsen blutsen: blutsen (Nederweert) blutsen [SGV (1914)] III-1-2
bochel bult: bultj (Nederweert), böltj (Nederweert, ... ), pokkel: poekel (Nederweert) bochel [SGV (1914)] || bochel [hooge ruch, bult, schoft] [N 10a (1961)] || bult [SGV (1914)] III-1-2