| 18082 |
borstvliesontsteking |
fleuris:
fleures (Q102p Amby),
fleuris (Q102p Amby)
|
pleuris [ZND 05 (1924)] || Pleuris: ontsteking van het borstvlies dat om de longen zit en de binnenkant van de borstkas bekleedt; pleuritis (pleuris, fleuris, floris). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 33713 |
bos |
bos:
boš (Q102p Amby),
bǫš (Q102p Amby)
|
Een met opgaande bomen beplante uitgestrektheid grond hetzij in natuurstaat of aangelegd. [N 27, 4a; RND 82; L 1a-m; L 22, 7; Vld.; monogr.]
I-8
|
| 33516 |
bos groente |
bussel:
bössel (Q102p Amby)
|
Een bundel samengebonden groenten zoals asperges, prei, etc. (bussel, bos). [N 82 (1981)]
I-7
|
| 33773 |
bosje haar dat tussen de oren naar voren hangt |
bles:
blęs (Q102p Amby)
|
Bosje haar dat van tussen de oren over de kol of het voorhoofd tot over de ogen neerhangt. Zie ook het volgende lemma met bles in de betekenis van een lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus. Zie afbeelding 2.2. [JG 1a, 1b; N 8, 26; S 27]
I-9
|
| 34258 |
boter |
boter:
bōtǝr (Q102p Amby),
botter:
botǝr (Q102p Amby)
|
Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I]
I-11
|
| 20637 |
boterham |
boterham:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
boterham (Q102p Amby)
|
boterham [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
| 20553 |
boterkussentje |
boterknapje:
boterknèpke (Q102p Amby)
|
boterkussentje; Hoe noemt U: Een met boter bereid snoepje (boterkussentje, kokkien, suikerspek) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 19517 |
botervlootje |
vlootje:
vlootje (Q102p Amby)
|
botervlootje [DC 23 (1953)]
III-2-1
|
| 33644 |
bouwland |
land:
lānt (Q102p Amby),
veld:
fęlt (Q102p Amby),
vɛlt (Q102p Amby)
|
Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.]
I-8
|
| 24719 |
boveneinde van de stam |
kop:
kop (Q102p Amby)
|
Het dunne uiteinde van de stam, bovenaan (top, kop, topeind). [N 82 (1981)]
III-4-3
|