e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Amby

Overzicht

Gevonden: 3110
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boomstronk stronkel: strunkel (Amby) boomstronk [ZND 07 (1924)] III-4-3
boon, algemeen bonen: bunǝ (Amby), boon: bun (Amby) Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23] I-5
boos giftig: giftich (Amby), kwaad: koet (Amby) 01; kwaad [SGV (1914)] || boos, kwaad ten gevolge van een belediging [kwaad, boos, vuil] [N 85 (1981)] III-1-4
boot(je) roeiboot(je): roeibeutsche (Amby) een klein open vaartuig met riemen of zeil voortbewogen [boot, schuit] [N 90 (1982)] III-3-1
borg borg: b"rx (Amby), bürg (Amby) borg [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] III-3-1
borgen borgen: börrege (Amby) uitstel van betaling geven [borgen] [N 89 (1982)] III-3-1
borrel drupje: dröpke (Amby) borrel; Hoe noemt U: Een glaasje sterke drank, borrel (grigo, officiertje, tjipke, sprets, druppel, drup, kleintje, kloekmalder, propje, peut, wippertje, taaie, tikje, slokje, snapsje, spatje) [N 80 (1980)] III-2-3
borrelen (van water) bobbelen: boebbelen (Amby), borrelen: borrele (Amby), bòrrele (Amby) bobbelen (t water bobbelt) [SGV (1914)] || bobbelend naar boven komen, gezegd van water [borrelen, wellen, walen, kwelmen] [N 81 (1980)] || door opstijgende damp- of gasbellen in beweging zijn, gezegd van vloeistoffen [bobbelen, borrelen, portelen, drijven] [N 91 (1982)] III-4-4
borstel borstel: beurschtəl (Amby), beurstel (Amby), bø&#x0304rštəl (Amby), heibezem: gemaakt van heide of brem = \"ginster\  heibessəm (Amby) borstel [DC 15 (1947)], [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] || schrobber (van takjes) [DC 15 (1947)] III-2-1
borstkas borst: boors (Amby), boorsch (Amby), borstkas: bōōrschkas (Amby) borst [ZND 01 (1922)] || borst(kas) [SGV (1914)] || Borst(kas): het voorste deel van het menselijk lichaam tussen hals en middenrif (borst, borstkas, kluter). [N 84 (1981)] III-1-1