e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Amby

Overzicht

Gevonden: 3110
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bonenkruid bonenkruid: boēnekroēt (Amby, ... ) Bonenkruid, het geurige kruid dat bij de tuinbonen of andere peulvruchten gevoegd wordt (keule, keul, kuil, kruid, heume, bonenkruid, kuun, keune). [N 82 (1981)] I-7, III-2-3
bont en blauw slaan bont en blauw houwen: bond ɛn blāuw gəhaouwə (Amby) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2
bonte kraai krauw: kraw (Amby), winterkrauw: winterkraw (Amby, ... ) Hoe heet de bonte kraai? [DC 06 (1938)] III-4-1
bonte specht, specht specht: spech (Amby) specht [ZND 07 (1924)] III-4-1
bonzen bonkeren: bonkere (Amby) hevig kloppen bijv. met de vuist op een deur [grollen, bonzen, dokkeren] [N 91 (1982)] III-4-4
boog boog: boͅ.ch (Amby) boog [RND] III-3-2
boom (alg.) boom: boum (Amby), boͅu̯m (Amby), buim (mv.): buim (Amby) boom [RND], [SGV (1914)] || boomen (mv.) [SGV (1914)] III-4-3
boomgaard bongerd: bongerd (Amby), boŋərt (Amby), wei: wei (Amby), wei}* (Amby) boomgaard [ZND 01 (1922)] I-7
boomkruin douw: douw (Amby), kruin: krōēn (Amby) De bladdragende takmassa (kroon, kapruin, kruin). [N 82 (1981)] III-4-3
boomleeuwerik heiliewerk: heiliewèrk (Amby), koekelevie: kokkelevie (Amby) Hoe heet de boomleeuwerik? [DC 06 (1938)] III-4-1