24468 |
beukennootje |
beukennootje:
beukeneutje (Q102p Amby)
|
beukenootje [ZND 01u (1924)]
III-4-3
|
21099 |
beurse plek |
bluts:
bluoetsch (Q102p Amby)
|
blutsen, kneuzen (van appelen): de appelen niet blutsen [ZND 21 (1936)]
III-2-3
|
20180 |
bevallen |
bevallen:
bevalle (Q102p Amby),
een kind het levenslicht schenken:
e kind ⁄t levensleeg schinken (Q102p Amby),
een kind krijgen:
e keend kriege (Q102p Amby)
|
Bevallen: een kind ter wereld brengen (bevallen, vallen, een kindje krijgen, kinderen winnen, omschudden, kopen). [N 84 (1981)] || levenslicht [een kind het ~ schenken] [SGV (1914)]
III-2-2
|
19259 |
bevel |
bevel:
bevel (Q102p Amby, ...
Q102p Amby),
opdracht:
opdrach (Q102p Amby, ...
Q102p Amby),
plicht:
plich (Q102p Amby, ...
Q102p Amby)
|
bevel [SGV (1914)] || een opdracht waaraan gehoorzaamd moet worden [bevel, beveel, last, orden] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
19258 |
bevelen |
get doen doen:
get dōēn dóén (Q102p Amby, ...
Q102p Amby)
|
iemand nadrukkelijk of met gezag opdragen iets te doen [heten, hieten, ordenen, bestellen, bevelen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
19238 |
bewerkelijk (zijn) |
bewerkelijk:
bewerrekelik (Q102p Amby)
|
niet eenvoudig wat de bewerking betreft, veel tijd eisend [ruizig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25107 |
bewolkte lucht |
de lucht is toe:
de log is tow, də zuus gein schterrə (Q102p Amby)
|
Hoe zegt men in uw dialect: De lucht, de hemel is bewolkt, je ziet geen sterren. [DC 30 (1958)]
III-4-4
|
19613 |
bezem |
bezem:
beͅsəm (Q102p Amby),
bɛsəm (Q102p Amby, ...
Q102p Amby,
Q102p Amby),
Zie tekening: a (links)
bessəm (Q102p Amby)
|
bezem [RND], [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)], [ZND 21 (1936)] || bezem (soorten) [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19729 |
bezemsteel |
bezemstek:
bɛsəmstɛk (Q102p Amby),
steel:
štēl (Q102p Amby)
|
bezemsteel [RND] || de steel van een bezem, van een bloem [ZND 07 (1924)]
III-2-1
|
19302 |
bezig |
bezig:
bezig (Q102p Amby)
|
werkzaam aan of met iets bezig zijn [bezig, onledig, ollig, doende, gesteld [zijn aan]] [N 85 (1981)]
III-1-4
|