e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Amby

Overzicht

Gevonden: 3110
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bengelen bengelen: bingele (Amby) Bengelen: heen en weer slingeren (bammelen, bommelen, bengelen). [N 84 (1981)] III-1-2
benieuwen benieuwen: benu-jje (Amby) zijn nieuwsgierigheid wekken [wonderen, wonder doen, benieuwen] [N 85 (1981)] III-1-4
bepaalde hoeveelheid kwak: kwak (Amby), scheut (water): scheut (Amby) een onbepaalde hoeveelheid [kwakkel, kwak] [N 91 (1982)] III-4-4
bepleisteren klenen: klē̜nǝ (Amby), plaasteren: plāstǝrǝ (Amby) De gevlochten vulling van een vak of wand met leemspecie bestrijken. In L 320a gebeurde het 'bezetten' met leem, kalk en haren die door de kapper bijeengespaard waren. Het aanbrengen van de leem werd in Q 121 door de 'leemklener' ('lēmklęǝnǝr') gedaan, in Q 96a en Q 96c door de 'plakker' ('pl'kǝr'). Zie voor het woordtype '(be)klenen' ook RhWb IV, kol. 705 s.v. 'klennen ii': ø̄Lehm in die Gefachwand schmieren, plästern.ø̄ Het woordtype 'spervelen' (Q 30) is een afleiding van het woord 'spervel', de benaming voor een rechthoekig plankje met aan de onderzijde een handvat dat wordt gebruikt bij het bepleisteren van muren. Zie ook het lemma 'Speciebord'. [S 21; L 1a-m; N 4A, 53h; N F, 56d; N 31, 45c; monogr.] II-9
beredderen beredderen: beredderen (Amby), in orde maken: in orde make (Amby) beredderen [SGV (1914)] || zaken in orde brengen, zorgen dat iets goed loopt [betimperen, betrekken, kwijten, beredderen] [N 85 (1981)] III-1-4
bergtop spits: schpits (Amby) top van een berg [spits, piek] [N 81 (1980)] III-4-4
bergx bergen (mv.): mv.!  bérrəch (Amby) berg (bergen) [RND] III-4-4
bericht tijding: ich hub teijing gekregen (Amby) Ik heb tijding (ting, teng, enz.) gekregen. [ZND 08 (1925)] III-3-1
beroerte beslag: beschlaach (Amby) Beroerte: verlamming veroorzaakt door uitstorting van bloed in de hersenen (beroerte, beslag, aantok, slag). [N 84 (1981)] III-1-2
beschimmeld beschimmeld: beschummelt (Amby), besjummeld (Amby) beschimmeld/beschimmelen [ZND 06 (1924)] || beschimmeld; Hoe noemt U: Met schimmel bedekt, gezegd van een brood [N 80 (1980)] III-2-3