e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Amby

Overzicht

Gevonden: 3110
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
begrafenismaal lijkmaal: liekmaol (Amby) Is in uw omgeving het begrafenismaal bekend? Zoo ja, hoe noemt men het (groevenmaal, lijkmaal, grafmaal, uitigst, enz.)? [VC 03 (1937)] III-2-2
begraven begraven: begrave (Amby) een dode begraven [graven, zinken, begraven] [N 87 (1981)] III-2-2
begrijpen begrijpen: begrīēpe (Amby) met het verstand vatten, begrijpen [kennen, omvatten, begrijpen] [N 85 (1981)] III-1-4
begrip, besef begrip: begrip (Amby), belul: beluil (Amby), belul (Amby), Ook benul, doch minder.  belul (Amby), benul: Minder.  benul (Amby), verstand: verschtānd (Amby) besef (hij heeft er geen - van) [ZND 01 (1922)] || besef (hij heeft er geen ~ van) [SGV (1914)] || een bewuste, duidelijke voorstelling [benul, belul, besef] [N 85 (1981)] || het vermogen om iets te begrijpen [begrip, begrijp] [N 85 (1981)] III-1-4
beitel beitel: bęjtǝl (Amby), houtbeitel: hǫwt˱bęjtǝl (Amby) De algemene benaming voor het stalen werktuig met een wigvormige snede dat dient om bijvoorbeeld gaten of uitsparingen in hout te steken of te hakken. Beitels die door houtbewerkers worden gebruikt, bestaan uit een beitelblad dat aan de onderzijde in een snede uitloopt en aan de bovenzijde via een versmalling, de hals, en vervolgens een verbreding, de borst, in een pin eindigt. Deze pin, de arend, wordt in het houten handvat van de beitel gestoken. Zie ook afb. 63 en vgl. het lemma ɛbeitelɛ in Wld II.11, pag. 33. Het betreft daar de beitel met een andere vorm die door de smid wordt gebruikt bij het doorhakken en splijten van koud of verhit metaal.' [N 53, 34a; N G, 24; L 1a-m; L 21, 12; L 45, 12a; L A2, 434; A 14, 12a; monogr.] II-12
beitelarend staart: štart (Amby) Het spits uitlopende deel van het beitelblad dat in het beitelhecht wordt bevestigd. Zie ook afb. 63d. [N 53, 34e; L 45, 12b; A 14, 12b] II-12
bek muil: moul (Amby), korte uitspraak  mojl (Amby) Hoe noemt u de bek van een dier (muil, bakkes) [N 83 (1981)] || muil [ZND 01 (1922)] III-4-2
bekakte praat kak: kak (Amby) taal of daad die getuigt van een hoge dunk van eigen voortreffelijkheid [kak] [N 85 (1981)] III-3-1
bekakte praat /bekakt praten kak: kak (Amby) taal of daad die getuigt van een hoge dunk van eigen voortreffelijkheid [kak] [N 85 (1981)] III-1-4
bekennen bekennen: bekinne (Amby) uitkomen voor een schuld [kennen, bekennen] [N 85 (1981)] III-1-4