e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Amby

Overzicht

Gevonden: 3110
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
braamsluiper brameldiefje: bromeldeefke (Amby), tjieletjaf: tjieletjaf (Amby) Hoe heet de braamsluiper? [DC 06 (1938)] III-4-1
braamstruik bramelen: broomele (Amby), bramen: zie ook ZND32  brieme (Amby), bramenstruik: briëmestroek (Amby) braamstruik [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] || De doornige struik die vooral op de heide en in de duinen en langs bosranden voorkomt; de vruchten zijn eerst groen, dan rood en als ze rijp zijn zwart (braamstruik, benrik, breemhorst, breemhocht, breemdoren, breembes, braam, breem, doren). [N 82 (1981)] III-4-3
braden braden: brajen (Amby), brooje (Amby) braden [SGV (1914)] || vlees braden en vlees bakken [ZND 01 (1922)] III-2-3
braken kotsen: ko.tse (Amby), kotse (Amby) braken (overgeven, kotsen) [ZND 01 (1922)] || kotsen (braken) [ZND 01 (1922)] III-1-2
brandblaar brandblaar: braandblaor (Amby), brandblaor (Amby, ... ), hitsblaar: hits bloar (Amby) Een brandblaar. [DC 14 (1946)] III-1-2
branden branden: branə (Amby), de kachel brandt (Amby) branden [ZND 01 (1922)] || brandt [de kachel ~ ] [SGV (1914)] III-2-1
brander van een lamp bek: bɛk (Amby), brander: brender (Amby) brander (v. e. lamp) [SGV (1914)] || brander (van een lamp) [ZND 01 (1922)] III-2-1
brandewijn brandewijn: brandewīēn (Amby), franse: fránse (Amby) brandewijn; Hoe noemt U: Sterk alcoholische drank, gestookt uit wijn of graan (brandewijn, snevel, franse) [N 80 (1980)] III-2-3
brandhout brandhout: brandhout (Amby, ... ), branthoͅu̯t (Amby, ... ), vinkelhout: vunkelhoot (Amby), vonkelhout: vōŋkəlhōͅu̯t (Amby, ... ), vøŋkəlhoͅu̯t (Amby, ... ) [SGV (1914)] [ZND 01 (1922)]brandhout [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] || brandhout; klein hout voor de kachel [ZND 22 (1936)] I-7, III-2-1
brandnetel brandnetel: brannietel (Amby), brannītǝl (Amby), brānd˱nītǝl (Amby), -  braantnietəl (Amby), brannietel (Amby), netel: nietel (Amby), nitǝl (Amby), nētǝl (Amby), nītǝl (Amby), -  nietel (Amby, ... ) (brand)netel [ZND 01 (1922)] || brandnetel (Urtica L.) [DC 13 (1945)] || Urtica L. Van dit zeer algemeen voorkomende onkruid bestaan er twee soorten: de grote brandnetel (Urtica dioica L.) en de kleine brandnetel (Urtica urens L.), die in praktijk eigenlijk niet van elkaar onderscheiden worden. De grote of groffe, die van 30 cm tot meer dan 2 m lang kan worden en hierbij afgebeeld is, groeit meer op stikstofrijke, vaak halfbeschaduwde vruchtbare gronden en stortplaatsen. De kleine of fijne -van 15 tot 60 cm hoog- meer op droge plaatsen, op bouwland en in moestuinen. Beide soorten hebben brandharen en grofgezaagde bladeren, die bij aanraking een brandend gevoel veroorzaken. De bloemen zien eruit als groenige trosjes, bij de grote tot enkele centimenters lang en hangend, en bloeien van juni, respectievelijk mei, tot de herfst. [A 13, 11; L 1, a-m; L 1u, 24; L 5, 15; L 15, 2; S 5; Gi 1, 14; monogr.; add. uit S 25; JG 1b] I-5, III-4-3