33825 |
harmonisch van bouw |
gestuikt:
gǝstukt (L192p Bergen)
|
Gezegd van een goed gebouwd paard, met korte, gesloten en gevulde flanken. [N 8, 64a]
I-9
|
17780 |
hart |
hart:
hart (L192p Bergen)
|
hart [RND]
III-1-1
|
24988 |
heen en weer (bewegen) |
op en neer:
hi-j löpt óp èn nîêr (L192p Bergen)
|
heen en weer lopen [op en aaf lope] [N 07 (1961)]
III-4-4
|
21285 |
heer |
heer:
hiər (L192p Bergen)
|
heer [RND]
III-3-1
|
24168 |
heggenmus |
blauwmannetje:
blaauwmenneke (L192p Bergen)
|
Hoe heet de heggemusch? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
26734 |
heizode |
heibult:
hęi̯bølt (L192p Bergen),
heiros:
hęi̯ros (L192p Bergen)
|
Afgestoken stuk hei. [N 14, 77b; N 14, 77c; N 27, 39h; N 27, 39g; N 18, add.; N 11, add.; S 46; A 39, 15a; A 39, 15b; R 3, 98; L 8, 123; L B2, 274; AGV, k6; monogr.]
I-8
|
26148 |
hekken |
hekwerk:
hekwerk (L192p Bergen)
|
Algemene benaming voor alle aan de roede bevestigde langse en dwarse latten bijeen: het geheel van zomen en hekscheien. Zie ook afb. 37. [N O, 2a; N O, 6b; A 42A, 66; Sche 33; monogr.]
II-3
|
26154 |
hekscheien |
verbindingslatten:
verbindingslatten (L192p Bergen)
|
De dwarse latten van het hekken, die aan de roede bevestigd zijn en waarop de zoomlatten vastgemaakt worden. Zie ook afb. 38. [N O, 2g; A 42A, 65; Sche 32]
II-3
|
18998 |
helpen |
helpen:
helpe (L192p Bergen)
|
helpen (geen context) [DC 37 (1964)]
III-1-4
|
19915 |
hemel |
hemel:
he.məl (L192p Bergen)
|
hemel [RND]
III-3-3
|