33017 |
ingezaaid land |
ingelegd:
ingǝlęt (L192p Bergen)
|
Wat men zegt van een akker wanneer alle bewerkingen tot en met het inzaaien verricht zijn. Zie ook het lemma ''pletplank, treedplankje'' in aflevering I.2, blz. 168. Het lemma bevat bijvoeglijke naamwoorden (attributief of predicatief gebruikt: ''ingezaaid land'' en ''het land is ingezaaid''), en, achterin, enkele zelfstandige naamwoorden en zegswijzen. [N 11A, 133b; N M, 25; monogr.]
I-4
|
25236 |
inslaan, van de bliksem gezegd |
inslaan:
’t slŭt ien (L192p Bergen)
|
inslaan, gezegd van de bliksem [afvellen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
34001 |
inspannen |
voorspannen:
vørspanǝ (L192p Bergen)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
18705 |
jacquetjak |
jacquetjak (<fr.):
sjekèt-jak (L192p Bergen)
|
jak in jacquetvorm [seketjek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18566 |
jacquetpak |
jacquet (<fr.):
sjekêt (L192p Bergen)
|
jacquetkostuum, bestaande uit zwarte slipjas, vest en gestreepte broek [sjeket, seket] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18259 |
jak |
jak:
jak (L192p Bergen),
vrouwluijak:
vrollie-jak (L192p Bergen)
|
vrouwenjak, kort jasvormig getailleerd bovenkledingstuk [jak, baskien, bollero, zeelewermer, kasjevek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19039 |
jammer |
jammer:
⁄t is jòmmer (L192p Bergen),
zonde:
⁄t is zeund (L192p Bergen),
⁄t is zund (L192p Bergen)
|
jammer [zund] [N 07 (1961)]
III-1-4
|
18193 |
jas: algemeen |
jas:
enne jas (L192p Bergen)
|
jas in het algemeen [kölder, frak, palleto, rok, pit, kazak] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18704 |
jasje van het mantelpak |
manteljasje:
maantel-jeske (L192p Bergen)
|
jasje van het mantelpak [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18572 |
jasje van het zwarte pak |
korte zwarte jas:
korte zwarte jas (L192p Bergen)
|
jas van het zwarte pak, vaak kort [N 23 (1964)]
III-1-3
|