18864 |
zich kwaad maken |
zich opregen (<du.):
zich opregə (Q027p Doenrade)
|
zich kwaad maken [zich opruien, zich optoornen, uit zijn korf schieten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21949 |
zich rechtop houden en de krop laten opzwellen (baltsverschijnsel) |
brullen:
brullen (Q027p Doenrade),
zich aanstellen:
zich aanstèlle (Q027p Doenrade)
|
Hoe benoemt men de volgende baltsverschijnselen van duiven: zich rechtop houden en de krop laten opzwellen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
18982 |
zich schamen |
zich generen:
zich geneerə (Q027p Doenrade)
|
zich verlegen of onbehaaglijk voelen tengevolge van het besef dat men iets doet of gedaan heeft dat tot oneer of spot strekt, of daar getuige van zijn [zich generen, schieten, sieneren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19247 |
zich vergissen |
zich vergeten:
zich vergèètə (Q027p Doenrade)
|
het mis hebben, zich vergissen [abuis hebben, zijn eigen misgissen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20496 |
zich verslikken |
verslikken:
versjlikke (Q027p Doenrade),
vərsjlikkə (Q027p Doenrade)
|
Hoe noemt U: In de slokdarm blijven steken, gezegd van een hap voedsel (kroppen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18819 |
zich vervelen |
zich vervelen:
zich vervèèlə (Q027p Doenrade)
|
niet weten wat te doen en daardoor onaangenaam gestemd zijn [moe worden, ruiteren, zich vervelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18842 |
zich verwonderen |
verwonderd zijn:
verwónjert zin (Q027p Doenrade),
verwonderen:
verwónjerə (Q027p Doenrade)
|
verbaasd, bevreemd, verwonderd zijn [toezien, staan zien] [N 85 (1981)] || vreemd toekijken [verwonderen, wonder geven, bewonderen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18219 |
zich warm aankleden |
warm aandoen:
zich wèrm aan dōēn (Q027p Doenrade)
|
zich warm aankleden [doffelen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
19257 |
zich zeer slecht gedragen |
zich beestig gedragen:
zich bééstig gedragə (Q027p Doenrade)
|
zich zeer slecht gedragen, zich als een beest gedragen [beesten, opspelen, wallebak-ken, brakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17975 |
ziek |
krank (du.):
krank (Q027p Doenrade)
|
ziek [SGV (1914)]
III-1-2
|