e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

Gevonden: 3950
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwak, ongezond zwak: sjwaak (Doenrade) Zwak: niet sterk, met weinig weerstand (fijn, krank, week, zwak). [N 84 (1981)] III-1-2
zwak, slap slap: sjlap (Doenrade), zwak: sjwaak (Doenrade), zjwaak (Doenrade) zwak [DC 02 (1932)] || Zwak, slap: gering van lichaamsvermogen, niet sterk (zwak, min, slap). [N 84 (1981)] III-1-1
zwaluwstaart schaar: scheer (Doenrade) de staart van zwaluwachtige vogels [N 83 (1981)] III-4-1
zwarte bes zwarte wiemeren: mv: -e  zjwarte wiemere (Doenrade) [DC 13 (1945)] I-7
zwarte kraai, kraai kraai: kroa (Doenrade) kraai [SGV (1914)] III-4-1
zwartepieten (kaartspel) zwartepieten: sjwartepiete (Doenrade) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2
zwavelx zwavel: zwavel (Doenrade) zwavel [DC 02 (1932)] III-4-4
zweep smik: šmek (Doenrade) Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.] I-10
zweer zweer: sjweer (Doenrade) Zweer: huidontsteking vaak met ettervorming ten gevolge van een infectie (zweer, zwerage, zwerije). [N 84 (1981)] III-1-2
zwemmen zwemmen: zjwömme (Doenrade) zwemmen [SGV (1914)] III-3-2