e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L244a plaats=Veulen

Overzicht

Gevonden: 970
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
konijn hangoor: soort met hangende oren  hángoeër (Veulen), konijn: kniēn (Veulen) konijn || konijn, soort III-2-1
kookpot etenspot: \'t Is niet te vet vandemiddeg, zaej d\'n bo‰r en toe stoond zien vrouw mit \'n druupneus bovven d\'n aetespot  aetespot (Veulen), pan: pan (Veulen), \'t Zo druk hebbe as de pan mit Vastenaovend: het zeer druk hebben Penneke vet: weelderig leven Penneke vet en ketlke waerm make mennegen huushâld aerm  pan (Veulen) ketel waarin het eten bereid wordt || kookpan || pan III-2-1
kooksel baksel: Alle báksels en browsels zien nie âlt geliek: niet alle werk slaagt evengoed  báksel (Veulen) de hoeveelheid die in een keer gebakken wordt III-2-3
koper koper: kuǝpǝr (Veulen) In zuivere toestand een roodachtig-bruin metaal, zeer rekbaar en weker dan smeedijzer. Geelkoper of messing is een legering van koper met ca. 30 tot 40% zink en meestal een weinig tin. [N 66, 58a-b; monogr.] II-11
koperslager koperslager: kuǝpǝrslē̜gǝr (Veulen  [(verouderd)]  ), kōpǝrslē̜gǝr (Veulen), pompenmaker: pōmpǝmē̜kǝr (Veulen) Ambachtsman die koperen voorwerpen vervaardigt voor huishoudelijk gebruik. Zie ook de paragraaf over de koperslager. Het woord ɛpompenmakerɛ werd in Venray (L 210) en omstreken ook gebruikt voor een loodgieter. Vgl. het lemma "loodgieter".' [N 66, 54a; L 34, 17a-b; Wi 2 add.; monogr.] II-11
kopje koffietas: Vat már \'n koffietas uut de kas  koffietas (Veulen), tas: Dreenkte \'n tas koffie mit de tas valt host van toffel: dreiging van een miskraam Ge vángt mieër maespels/vli‰ge mit \'n laepelke soeker as mit \'n tas eek: Met zachtheid bereikt men doorgaans meer dan met gestrengheid  tas (Veulen), werkendaagse tas: waerkendágsetas (Veulen, ... ) grote koffiekop || koffiekop || koffiepot die iedere dag gebruikt wordt || kop met oor III-2-1
koppig koppig: köppef (Veulen), krangs: krángs (Veulen), wars: wérs (Veulen) koppig || koppig, dwars III-1-4
kopshout kopshout: kǫpshǭlt (Veulen) Het vlak van een stuk hout dat de dwarsdoorsnede van de vezels vertoont. [N 50, 50a; monogr.] II-12
korf korf: kø̜rǝf (Veulen) In het algemeen een uit wissen gevlochten en van een hengsel voorziene mand. Zie ook afb. 284. [N 20, 53; N 40, 37; monogr.] II-12
korst broodkorst: De broeëdkaorste staeken m: het gaat hem te goed  broeëdkaorst (Veulen) broodkorst III-2-3