e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L244a plaats=Veulen

Overzicht

Gevonden: 970
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klokhuis appelenkroos: apələkruəs (Veulen), appelkroos: apəlkruəs (Veulen) klokhuis III-2-3
klomp klomp: klōmp (Veulen) In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.] II-12
klompenmaker klompenmaker: klōmpǝmē̜kǝr (Veulen) De persoon die het ambacht van klompenmaker uitoefent. [N 97, 1; monogr.] II-12
klompriem klompenbandje: klōmpǝbē̜ntjǝ (Veulen), tuigleer: tȳxlē̜r (Veulen) Leren band die over de klompopening van de lage en halfhoge klomp wordt bevestigd om te zorgen dat men de klomp tijdens het lopen niet verliest. De klompriem werd doorgaans niet door de klompenmaker, maar door de handelaar of door de klant zelf aangebracht. Een leren band op de klomp spijkeren noemde men in Sint-Truiden (P 176): een klonk beslaan (ǝnǝ kluŋk˱ bǝslōn). [N 60, 214c; N 97, 143; monogr.] II-12
klompspijkertje klompennagel: klōmpǝnāgǝl (Veulen) Kort spijkertje met brede, platte kop waarmee de klompenriem aan de klomp wordt vastgemaakt. [N 97, 144; monogr.] II-12
klonteren klonteren: kloontere (Veulen) klonteren III-2-3
klopper, garde kloprijsje: klopriēske (Veulen), rijsje: Van dunne geschilde berketakjes maakte men vroeger een bundeltje en dit gebruikte men dan als garde  riēske (Veulen) soort garde || voorloper van de moderne garde, klopper III-2-1
kluiven afkluiven: De böt áfkluuëve  áfkluuëve (Veulen) afkluiven III-2-3
knorrepot knaaierd: knaojerd (Veulen), mopperkont: mopperkoont (Veulen) brombeer, kankeraar etc. || mopperaar III-1-4
koe koe: kuu̯ (Veulen) Volwassen vrouwelijk rund, in de regel een rund dat één of meerdere keren gekalfd heeft. Zie afbeelding 5. Op de kaart is het woordtype koe niet opgenomen. [JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 11; Gwn V, 2a; L 1a-m; L 4, 37; L 5, 27b; L 7, 61b; L 14, 26 en 88; L 20, 11; L 27, 5 en 57; L 29, 44; L 38, 44; L 40, 21b; L 44, 16, 21a en 39; R 12, 29; R (s] I-11