e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L244a plaats=Veulen

Overzicht

Gevonden: 970
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
houtdraaier draaier: drɛ̄jǝr (Veulen) De vakman die op een houtdraaibank het werk van het houtdraaien verricht en vaak gespecialiseerd is in een bepaald soort werk. [N 47, 2; N 56, 88a-c; monogr.] II-12
houtlijm houtlijm: hǭltlim (Veulen) In het algemeen de lijm waarmee houten delen met elkaar verbonden worden. Aanvankelijk moesten de ingrediënten van de houtlijm door de timmerman zelf worden vermengd en verwarmd. Later kwamen er soorten die met water aangemaakt konden worden. Als bestanddelen werden onder meer visafval en beenderen gebruikt. Houtlijm die verwarmd moest worden, werd in de vorm van platen en korrels verkocht. Zie ook afb. 150. [L 30, 26a; N 54, 1b-i; monogr.] II-12
houtrasp raspel: rãspǝl (Veulen) Staafvormig stalen werktuig met tandjes en putjes voor het bewerken van hout. Zie ook afb. 57. De houtrasp wordt gebruikt om een werkstuk een eerste, voorlopige bewerking te geven. Het ruwe oppervlak wordt vervolgens met een houtvijl verder glad gemaakt. [N 33, 99; N 53, 144a; N 64, 53h; monogr.] II-12
houtschroef houtschroef: hǭltsxrūf (Veulen), verzonken kop: vǝrzōŋkǝ kǫp (Veulen) Metalen schroef met scherpe draad die met behulp van een schroevendraaier in hout gedraaid kan worden. In de kop van de schroef, die plat, rond of bolverzonken kan zijn, is daartoe een gleuf aangebracht. Zie ook afb. 148. [N 54, 26a-d; monogr.] II-12
houtvijl houtvijl: hǭlt˲vil (Veulen), zoetvijl: zyt˲vil (Veulen) Vijl waarmee het oppervlak van hout glad gemaakt kan worden. De houtvijl wordt gebruikt nadat men het werkstuk met de rasp al een eerste, ruwe bewerking heeft gegeven of wanneer men met de schaaf het oppervlak niet glad kan maken. Zie ook afb. 58. Houtvijlen bestaan in verschillende uitvoeringen. Vijlbladen die grof gekapt zijn worden voor ruw werk gebruikt, bladen die fijn gekapt zijn voor de definitieve afwerking van het hout. [N 33, 99; N 53, 144a-b; monogr.] II-12
hovaardig verwaand: verwànd (Veulen) verwaand, hoogmoedig III-1-4
hovardig hovaardig: hovverreg (Veulen) hovaardig III-1-4
huichelaar godverneuker: godverneuker (Veulen) huichelkaar, onbetrouwbaar persoon III-1-4
huilen beuken: bäöke (Veulen), huilen: hule (Veulen, ... ), schreeuwen: schrewwe (Veulen), schröwwe (Veulen) huilen ve hond of wolf || huilen, schreien || overmatig huilen || schreien, huilen III-1-4, III-2-1
huis, woning huis: huus (Veulen), Hoe langer hoe wieër van huus rake: steeds verder van het gestelde doel raken Ieder huus hit zien kruus: iedere familie kent wel eens zorgen en verdriet HuËs zien kruËs: wie huizen verhuurt heeft altijd last en ongemak  huus (Veulen), knip: wat is dat toch een âlde knip  knip (Veulen) benaming voor een huis || huis || woning III-2-1