e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L244a plaats=Veulen

Overzicht

Gevonden: 970
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
etensketeltje henkelmannetje: henkelmenneke (Veulen) twee keteltjes opeen gestapeld, waarin (warm) eten naar het veld gebracht werd III-2-1
etensresten orten: Hòmmel òp ennen dorren ták, schieëper nimt de orte waar  orte (Veulen) rest overgeschoten voedsel III-2-3
fatsoenlijk fatsoenlijk: fe(t)soenlek (Veulen) fatsoenlijk III-1-4
fauteuil fauteuil: Dizze fetöj is òpperneejt ovvertrokke  fetöj (Veulen) fauteuil III-2-1
fineren fineren: fǝniǝrǝ (Veulen) Een meubelstuk met fineerhout beplakken. [N 56, 20a; monogr.] II-12
flikflooien femelen: femele (Veulen), fledderen: zie Schuermans, p. 126, s.v. fledderen ook flodderen (fleiren, fleren) = strelen, vleien  fleddere (Veulen), schmeigeln (du.): cf. Weijnen Etymologisch Dialectwoordenboek, p. 185 s.v. "smeigelen"= vleien, mooi praten. Uit Hgd. s.v. "schmeicheln  smejchele (Veulen) aanhalig doen, vleien, lief doen || flikflooien || vleien, flemen, naar de mond praten III-1-4
freesmachine frees: frē̜s (Veulen) Machine, bestaande uit een metalen frame waarop een verticale as is aangebracht die voorzien is van een aantal beiteltjes. Met de freesmachine kunnen inkervingen in het hout worden aangebracht. Ze wordt ook gebruikt om bepaalde profielen in het hout aan te brengen en is dan vaak de vervanger van de profielschaven. Zie ook afb. 56. [N 53, 86a; monogr.] II-12
fruit eten groezen: vroeger, as de bòwáppel riep wòn, zate de meense duk òp de gro‰s te gro‰ze  groēze (Veulen) het ter plaatse eten van vers geplukt fruit III-2-3
fruitmand aardsbeziënmandje: ɛrts˱bēzǝmē̜ntjǝ (Veulen) Algemene benaming voor een mand of korf voor het bewaren en/of vervoeren van fruit. Het woordtype flats, dat door respondenten uit Haspengouw werd opgegeven, is -in het enkelvoud- eigenlijk een benaming voor een, vaak vierhoekige, exportmand. In het Tongers woordenboek (pag. 152) wordt de flat omschreven als een ronde korf met onder en boven een doorsnede van 30 cm en een hoogte van 15 √† 20 cm; de korf wordt gebruikt om er kersen en pruimen in te bewaren. Kennelijk wordt de vorm met eind -s in sommige plaatsen in Haspengouw ook voor het enkelvoud gebruikt. Vgl. het Sint-Truidens woordenboek s.v. flats, ø̄ronde fruitkorfø̄. [N 40, 96; N 40, 97; N 40, 107; monogr.] II-12
fuchsia bellenboompje: bellebömke (Veulen, ... ), fuchsia: fuksia (Veulen) fuchsia III-2-1