e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L244a plaats=Veulen

Overzicht

Gevonden: 970
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
groente groente: Vlaes is de baeste gruunte: vlees is gezond Wie veul paeper hit, paepert ok zien gruunte:wie overvloed heeft, kijkt niet zo nauw  gruunte (Veulen) groenten III-2-3
groentesoep prakkezeersoep: prákkezieërsoep (Veulen) soep met allerlei gehakte of gesneden groenten en/of vlees III-2-3
grote schoonmaak grote poets: groeëte poets (Veulen), kermispoets: kermespoets (Veulen), schoonmaak: schónmaak (Veulen) grote schoonmaak in het voorjaar || schoonmaak || speciale schoonmaakbeurt voor de kermis III-2-1
guitig olijk: oeleg (Veulen), strabant: cf. Weijnen Etymologisch Dialectwoordenboek, p. 196 s.v. "strabant  strabant (Veulen) aardig, olijk, guitig || ondeugend, schalks III-1-4
haaks haaks: hǫks (Veulen) Zuiver rechthoekig, gezegd van bijvoorbeeld een werkstuk. De haaksheid van een voorwerp kan worden opgemeten met een winkelhaak. [N 53, 199a; monogr.] II-12
haalmes schalmmes: sxalmmęs (Veulen) Lang mes met een gebogen blad en twee houten handvatten. De kuiper gebruikt het haalmes om de binnenzijde van de duig in de lengterichting licht uit te hollen. Zie ook afb. 210. [N E, 16; A 32, 7; monogr.] II-12
haarspit haarbulle: hārbø̜lǝ (Veulen) Het haarspit is het draagbare aambeeldje waarop de zeis wordt gehaard. Het bestaat uit een ijzeren pin met een verstaalde enigszins bolle kop, die doorgaans vierkant van omtrek is en tot buiten de pin uitsteekt. Het haarspit kan in de grond worden gestoken (in het veld), of in een haarblok (op de boerderij). Om te verhinderen dat het haarblok te ver in de grond of het haarblok wordt gedreven, heeft men aan het haarspit, enkele centimeters onder de kop, een extra onderdeel vastgemaakt; dit kan bestaan uit enkele ringetjes, meestal twee of vier, een rond of vierkant plaatje, of uit twee dwarspinnetjes (spieën, die doorgaans van hout zijn). Als men het haarspit in de grond steekt, legt men vaak twee blokjes, plankjes of stenen onder de ringetjes of de spieën. De door de informanten opgegeven benamingen voor dit onderdeel van het haarspit staan achteraan in dit lemma. Zie afbeelding 7b, nummer 2. [N 18, 87, JG 1a, 1b, 1d, 2a, 2c; A 4, 28e; L 20, 28e; add. uit N 14, 131; N 18, 68f, 85 en 87; A 23, 16; Lu 1, 16; monogr.] I-3
haast hebben zijn eigen haasten: zien aege hoste (Veulen), zijn eigen spoeden: zien aege spoeje (Veulen) spoeden, haasten || zich haasten, zich spoeden III-1-4
haastig haastig: hósteg (Veulen) haastig, overijld III-1-4
hakmes heep: Dén/die is mit de hieëp gemákt: die persoon is foeilelijk Zò bòt as \'n hieëp: zeer bot zijnde Ok d\'n diksten aekenboeëm velt dur \'n hieëp: grote zaken worden ook volbracht met kleine middelen  hieëp (Veulen) hakmes III-2-1