18178 |
witte kanten muts waarop een sierkrans werd gedragen |
poffer:
poeffer (L269p Blerick)
|
muts, witte kanten ~ waarop een sierkrans wordt gedragen {afb} [kroezel-, frul-, froezel-, krul-, poffermuts] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18616 |
witte kanten muts zonder sierkrans |
poffer:
poeffer (L269p Blerick)
|
muts, witte kanten ~ zonder kroon als doordeweekse hoofdtooi, door oudere en minder gegoede vrouwen ook s zondags gedragen {afb} [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33258 |
witte klaver, steenklaver |
witte klee:
wetǝ [klee] (L269p Blerick)
|
Trifolium repens L. Een 5 tot 25 cm lange plant met kruipende stengels emn witte, later bruine, bloemhoofdjes, die van mei tot de herfst bloeien. Ook witte klaver wordt vooral als veevoeder en als dekvrucht geteeld, is eerder geschikt voor weiden dan voor maaien, maar stelt lagere eisen aan de grond. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.]
I-5
|
20654 |
witte kool |
kappes:
kappes (L269p Blerick, ...
L269p Blerick,
L269p Blerick,
L269p Blerick,
L269p Blerick),
kappeskool:
kappeskoel (L269p Blerick),
wit moes:
wit moos (L269p Blerick, ...
L269p Blerick),
witte kool:
witte koël (L269p Blerick),
witte zuurmoes:
witte zoormoos (L269p Blerick)
|
witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)] || witte kool, de kool waarvan zuurkool gemaakt wordt [DC 27 (1955)]
I-7, III-2-3
|
24280 |
witte kwikstaart |
kwikstaart:
kwiksteert (L269p Blerick),
kwikstert (L269p Blerick, ...
L269p Blerick,
L269p Blerick),
pieringzoeker:
peeringzeuker (L269p Blerick)
|
kwikstaart [N P (1966)], [SGV (1914)] || kwikstaart, wit [DC 26 (1954)] || kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18617 |
witte muts met sierkrans en afhangende linten |
poffer:
poeffer (L269p Blerick)
|
muts, grote witte ~ waarop een dikke hoefijzervormige krans met afhangende linten wordt gedragen {afb} [poffer-, kröl-, frul-, knip-, greute muts] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33913 |
witte vlekken |
(het heeft een) doorgeslagen huid:
dōrgǝslāgǝ huǝt (L269p Blerick)
|
Kale plekken op de huid. Zij zijn een gevolg van zweren of verwondingen door de druk van zadel en tuig, ook van het toebrengen van slagen. Zie ook het lemma ''gedrukt'' (7.36). [N 8, 90s]
I-9
|
24574 |
witte waterlelie |
waterdot:
-
waterdot (L269p Blerick),
waterlelie:
-
waterlelie (L269p Blerick),
Ook.
waterlelie (L269p Blerick),
waterslei:
-
watersleij (L269p Blerick)
|
witte waterlelie [DC 17 (1949)], [N 37 (1971)]
III-4-3
|
25529 |
witte, buitenlandse bloem |
bloem:
blōm (L269p Blerick),
patent:
patɛnt (L269p Blerick)
|
De bakkwaliteit van bloem gemalen van harde tarwe is beter dan die van bloem ge-malen van zachte tarwe (Schoep blz. 7). Hetzelfde geldt voor de rogge. Omdat in het algemeen de buitenlandse tarwe en rogge harder zijn dan de inlandse, kan men zeggen dat de buitenlandse bloem een betere bakkwaliteit heeft dan de inlandse bloem. [N 29, 15b; N 29, 16]
II-1
|
20620 |
wittebrood |
mik:
mêk (L269p Blerick),
weg:
Syst. WBD
wek (L269p Blerick),
wittebrood:
wittebroad (L269p Blerick)
|
Kent uw dialect het woord weg of wig = een wittebrood. A.u.b. ook de dialectvorm van uw plaats opgeven en eventueel de betekenis toelichten. [N 16 (1962)] || wittebrood [SGV (1914)]
III-2-3
|