e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wortelhals hals: hals (Blerick), wortelkraag: wortelkraag∂ (Blerick) De overgang tussen wortel en stengel bij een plant (hoofd, hals, kraag, wortelkraag, wortelhals, nek). [N 82 (1981)] III-4-3
wortelklomp van een struik boks: boks (Blerick), poest: pūs (Blerick) [N 27, 9c] I-8
wortels rooien uitdoen: ūtdōn (Blerick), uittrekken: ūttrękǝ (Blerick) Dennenwortels met een hefboom uit de grond trekken. [N 27, 8c] I-8
worteltje worteltjes: wörtelkes (Blerick) De kleine soort penen die men in de moestuin kweekt [N Q (1966)] I-7
wrang sleeuw: slieë (Blerick), wrang: vraŋ (Blerick), zoor appels bv  wrang (Blerick), wreed: wriëd (Blerick), zuur: zoor (Blerick) stroef; welk woord gebruikt men voor stroef (zoor, week, wrang, stroef, rins) [DC 28 (1956)] || wrang [DC 26 (1954)] || Wrang is een besmettelijke uierontsteking van droogstaande weidedieren. De ziekte treedt op in de zomermaanden, meestal bij meer dieren tegelijk in een weide. Eén of meer uierkwartieren veretteren. Het zieke kwartier zwelt, voelt hard en warm aan en is zeer pijnlijk. Het uiervocht is dun en vloeibaar van een gele of grauwe kleur, meestal echter dik en bruinachtig. De oorzaak is de gewone etterbacterie. Niet altijd worden wrang en mastitis scherp van elkaar onderscheiden. [N 52, 6a; A 48A, 11a; monogr] I-11, III-2-3
wrat wrat: vrat (Blerick) wrat [SGV (1914)] III-1-2
wreef vrei: wree (Blerick), i.e. bovenste deel van de voet.  vreej (Blerick) voet: voorste deel van de voet [vurvoet] [N 10 (1961)] || wreef [SGV (1914)] III-1-1
wrijven strijken: streëke (Blerick), wrijven: vriëve (Blerick) Wrijven: met de hand herhaaldelijk over iets strijken (wrijven, frotteren). [N 84 (1981)] III-1-2
wringen wringen: vringe (Blerick), wringe (Blerick) Wringen: met een draaiende beweging samendrukken (wringen, wreken, wroeten) (of: wroeken?). [N 84 (1981)] III-1-2
wroeten dabben: dabbe (Blerick), wroeten: vreute (Blerick), vrø̄tǝ (Blerick), wreute (Blerick), wreuten (Blerick) Met de snuit in de grond wroeten, gezegd van het varken. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b, 2c; L monogr.; Wi 56; S 45; monogr.] || wroeten [SGV (1914)] || Wroeten: al woelend en zoekend graven in de grond (modden, wroeten, woelen). [N 84 (1981)] I-12, III-1-2