e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
woord woord: woard (Blerick) woord [SGV (1914)] III-3-1
wormbulten bulten: bøltǝ (Blerick), wormen: wø̜rm (Blerick) In de zomer leggen runderhorzels hun eitjes aan de haren van het rund. Na enkele dagen kruipen er larven uit de eitjes. Deze dringen het lichaam binnen langs de haren en het haarzakje, doorboren de huid en groeien langzamerhand uit. In de winter komen ze vooral onder de huid van de rug terecht. Iedere plek waar een larve zit, vormt een bultje, de wormbult. Om te kunnen ademen doorboort de larve de huid van het rund. Dit veroorzaakt wondjes die gemakkelijk ge√Ønfecteerd kunnen raken, waardoor zeer uitgebreide verettering kan ontstaan. Zie ook het lemma ''wormbulten'' in wbd I.3, blz. 478-479. [N 52, 22; N 3A, 83b; A 48A, 35; monogr.] I-11
wormstekig gepeerd: gepeerd fruit (Blerick), gepierd: gepeerd (Blerick, ... ), gepeerd fruit (Blerick), wormstekig: wörmstaekig (Blerick) Door wormen aangetast, gezegd van fruit (wormstekig, gemaaid, vermaaid, verpielt, meutelig, maaistekig, maaisteek). [N 82 (1981)] || wormstekig ve appel [DC 23 (1953)] I-7, III-2-3
worst maken worst(en) maken: wors mākǝ (Blerick), worsten: wǫrstǝ (Blerick) De kleinere stukken vlees en vet worden met een vleesmolen, een bijltje of een mes tot kleine stukjes gemaakt, Het vlees wordt eventueel gekruid en dan in de schoongemaakte darm geduwd. Vergelijk ook het lemma ''darmen met worstvlees vullen''. [N 28, 120; monogr.] II-1
worstelen worstelen: woorstelen (Blerick), worstele (Blerick, ... ) De tak van krachtsport waarbij het doel is de tegenstander door bepaalde grepen en bewegingen op de grond te werpen [zo dat zijn schouders de grond raken] [worstelen, borstelen]. [N 88 (1982)] || worstelen [SGV (1914)] III-3-2
worstenbroodje worstenbroodje: Syst. WBD  worstebruudje (Blerick) Worstebroodje (sezijzebreudje?) [N 16 (1962)] III-2-3
worsthoren worsthorentje: wǫrshø̜̄rkǝ (Blerick) Een afgezaagde horen, een trechter of iets dergelijks waarvan het uiteinde in de darm wordt gestoken. Met de duim wordt het kleingemaakte vlees en vet in de darm geduwd. [N 28, 116; N 28, 119] II-1
worstvlees en -vet kleinmaken malen: mālǝ (Blerick) Men kapt of snijdt het vlees met een mes in kleine stukjes of verwerkt het met de vleesmolen. [N 28, 113; monogr.] II-1
wortel wortel: wǫrtǝl (Blerick) Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.] I-4
wortel (alg.) broek: breuk (Blerick), wortel: (wortel) (Blerick), wortel (Blerick) Het gedeelte van een plant, boom, dat in de grond zit en dat het voedselhoudende water opneemt (wortel, doel). [N 82 (1981)] || wortel [SGV (1914)] III-4-3