19047 |
zich inbeelden |
hem inbeelden:
ook materiaal znd 27, 39
’m inbeelden (K278p Lommel),
hem voorstellen:
ook materiaal znd 27, 39
hem veurstellen (K278p Lommel),
zijn eigen inbeelden:
ook materiaal znd 27, 39
zijn eigen inbeelden (K278p Lommel),
zèn ege ienbeelde (K278p Lommel)
|
inbeelden [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
24047 |
zich laten inschrijven voor het huwelijk bij de pastoor |
zijn eigen aangeven:
zijn eigen aangeven (K278p Lommel)
|
Zich laten inschrijven voor het huwelijk bij de pastoor, "naar pastoor gaan". [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34232 |
zich moeilijk laten melken |
kwaad:
kǫwǝt (K278p Lommel),
zich taai melken:
(de koe) mɛlkt zex tē̜i̯ (K278p Lommel)
|
Het slechts met moeite gemolken kunnen worden, gezegd van de koe. Er komen in dit lemma verschillende grammaticale categorieën voor. [N 3A, 71]
I-11
|
17974 |
zich niet lekker voelen |
niet goed zijn:
hij is nie goed (K278p Lommel),
niet juist zijn:
hej is niej just (K278p Lommel),
niet te goed zijn:
hij is nie te gooi (K278p Lommel),
zich misselijk voelen:
ik voel me misselijk (K278p Lommel)
|
hij is niet al te wel; hij is onpasselijk (de echte dialectwoorden hiervoor) [ZND 32 (1939)] || Zich niet lekker voelen (niet lekker, niet goed, gammel, krank). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
33844 |
zich over de rug wentelen |
(zich) trullen:
trølǝn (K278p Lommel),
(zich) wendelen:
węndǝlǝn (K278p Lommel)
|
Geregeld gaan de paarden op hun rug liggen en slaan met de poten in de lucht. Zij doen dit vooral bij jeuk of buikpijn. [JG 1a, 1b; N 8, 69]
I-9
|
18982 |
zich schamen |
zijn eigen schamen:
sén èègən schààmən (K278p Lommel)
|
zich schamen
III-1-4
|
18201 |
zich verkleden |
iet anders aandoen:
ijt andərs ändyn (K278p Lommel),
iet anders aantrekken:
ijt andərs äntreͅ?ən (K278p Lommel),
iets anders aantrekken:
iets anders aantrekken (K278p Lommel)
|
Zich verkleden [verkleden, omkleden, omtrekken, iets anders aandoen] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18219 |
zich warm aankleden |
aanduffelen:
ändøfələn (K278p Lommel),
goed induffelen:
zən ä:gə gu indøfələn (K278p Lommel),
warm aandoen:
warm aandoen (K278p Lommel)
|
dik en warm aankleden || Zich warm aankleden [(in)duffelen, inpakken, warm aandoen] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
33038 |
zicht |
pik:
pek (K278p Lommel)
|
Korte zeis die met één hand gehanteerd wordt en gebruikt wordt voor het maaien van rogge, tarwe, haver, gerst, enzovoorts. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 over het maaien en afbeelding 5. Op de semasiologische kaart 30 zijn de gebieden met pik in de betekenis "zicht" van kaart 29 en met pik in de betekenis "mathaak" van kaart 33 bijeengezet. [N 18, 70; JG 1a, 1b, 2c; Goossens 1963, krt. 28; A 14, 7; A 23, 16.2; L 45, 7; Gwn 7, 4; div.; monogr.; add. uit N 11, 88; N 14, 131; N 15, 16a; N 18, 71; A 4, 28; A 14, 10; L 20, 28; L 42, 46; L 48, 34; Lu 1, 16.2 ; Lu 2, 34.2; Wi 51]
I-4
|
17975 |
ziek |
ziek:
ziek (K278p Lommel, ...
K278p Lommel,
K278p Lommel,
K278p Lommel)
|
ziek [ZND 39 (1942)]
III-1-2
|