e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zien, kijken kijken: kieke (Heerlen), zien: zieë (Heerlen), zījə (Heerlen) kijken [SGV (1914)] || zien [RND], [SGV (1914)] III-1-1
zijde zij: ich heb pien in de ziej (Heerlen), pien in ge ziej (Heerlen), pieng igen ziej (Heerlen), pieng in de zie (Heerlen), pieng in de ziej (Heerlen, ... ), ziĕ (Heerlen), zij(de): zi-j (Heerlen) Natuurprodukt dat wordt verkregen bij het afwikkelen van de cocons waarmee het zijderupsje zich omhult totdat het zich ontpopt tot vlinder (Morand, pag. 58). Het is de grondstof voor weefsels. [N 62, 79a; N 62, 75c; N 59, 201; L 8, 117; MW; monogr.] || zij, zijde (pijn in de zij) [N 07 (1961)] || Zijde, flank: de zijkant van de buik tussen onderste ribben en heup (zijde, lank, flank) [N 84 (1981)] II-7, III-1-1
zijdelingse druk drok op de stoot: druk op dǝr štoǝs (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), drok uit de stoot: druk ūt dǝr štoǝs (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Julia]), stootdrok: štōtdruk (Heerlen  [(Emma)]   [Domaniale, Wilhelmina]) Zijdelingse druk op de wanden van een mijngang. [N 95, 386; N 95, 387; N 95, 845; monogr.] II-5
zijden omslagdoek zijden plag: plak(zieje) (Heerlen) omslagdoek, zijden ~ [N 23 (1964)] III-1-3
zijhamer kruishamer: krytshāmǝr (Heerlen) Hamer met platte baan en pen. De steel van deze hamer kan lang of kort zijn. Zie ook afb. 34. In P 219 werd de zijhamer gebruikt om ploegmessen scherp te maken, in K 353 als derde voorhamer. [N 33, 73] II-11
zijkant van een ei pens: Kop, vot en pansj.  pansj (Heerlen) Pens; de zijkant van het ei. III-3-2
zijladder ledders: lɛdǝrǝ (Heerlen) Ladderachtige zijkant van de hooikar. De zijladder bestaat uit een aantal sporten, die twee ladderbomen verbinden. Een gedeelte van dit materiaal werd al behandeld in wld I.3, maar wordt hier volledigheidshalve herhaald en aangevuld. [N 17, 12a + 30b + 40 + 46b + add; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; A 26, 2a; Lu 4, 2a; monogr.] I-13
zijladders van de oude kar ledders: lɛdǝrǝ (Heerlen) De open ladderachtige constructies aan de zijkanten van de oude hooikar. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s a en b. Het lemma bevat alleen meervouden. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel øhooiŋ zie het lemma ''hooi''.' [N 17, 12a en 30b; A 26, 2a; Lu 4, 2a] I-3
zijn neus snuiten snoeven: schnoeve (Heerlen), snoeven (Heerlen), snuiten: snoete (Heerlen) snuiten: zijn neus snuiten [sneuve, snutte] [N 10a (1961)] III-1-2
zijspleet in de overrok schreurslok: [Van Dale: schreur (van schroden, snijden, i.h.b. ook kleren), <gew.> kleermaker.]  schruujschloak (Heerlen) zijspleet in de overrok waarlangs men bij de zak of tas in de onderrok kan komen [snijdersgat, schreursgat, sjeursloak] [N 24 (1964)] III-1-3