e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

Gevonden: 6886
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwaden spreiden opeenslaan: ǫpēšlǭ (Heerlen) Het uiteengooien van de versgemaaide regels gras. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: gezwaden of gras. [N 14, 97a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3
zwager zwager: schwoager (Heerlen), sjwoager (Heerlen, ... ), neen  zwaoger (Heerlen) schoonbroeder [SGV (1914)] || zwager (schoonbroeder Bestaan er verschillende woorden voor den broeder van den man of de vrouw, en den man van de zuster? [DC 05 (1937)] III-2-2
zwak slap: sjlap (Heerlen), zwak: zjwaak (Heerlen) zwak III-1-4
zwak en mager persoon giets: ing gietsch (Heerlen), lat geit: geet = geit.  lat geet (Heerlen), levend lijk: (= een levend lijk).  ee léëvend lieëk (Heerlen), pitserd: ⁄ne pietschert (Heerlen) zwak, tenger iemand [N 37 (1971)] III-1-1
zwak, ongezond fijn: fīēn (Heerlen), slap: sjlàp (Heerlen), zwak: sjwáák (Heerlen) Zwak: niet sterk, met weinig weerstand (fijn, krank, week, zwak). [N 84 (1981)] III-1-2
zwak, slap slap: sjlàp (Heerlen, ... ), zwak: schwaak (Heerlen), sjwaak (Heerlen), sjwáák (Heerlen), žwaak (Heerlen) zwak [DC 02 (1932)] || Zwak, slap: gering van lichaamsvermogen, niet sterk (zwak, min, slap). [N 84 (1981)] || Zwak: niet sterk, met weinig weerstand (fijn, krank, week, zwak). [N 84 (1981)] III-1-1
zwaluwstaart zwalberstaart: sjwálbəsjtàts (Heerlen) de staart van zwaluwachtige vogels [N 83 (1981)] III-4-1
zware hamer hamer: hamǝr (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Zolder]), zware hamer: šwǫǝrǝ hamǝr (Heerlen  [(Emma)]   [Willem-Sophia]), šwǭrǝ hāmǝr (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Maurits]) Voorhamer, grote moker. Het woordtype "mottek" (Q 121b, Q 202) is een verbastering van het Poolse mtottek. De term "meesterhouwer" (Q 21) was op de mijn Maurits een spottende benaming voor een zware hamer. [N 95, 739; monogr.] II-5
zwarte bes worbelen: worbel (Heerlen), zwarte aalbessen: schatt6 aalbes* (Heerlen) [DC 13 (1945)] I-7
zwarte bladluis bladluis: afwijkend van Veldeke  bladloes (Heerlen), meelde: miejle (mv.) (Heerlen) bladluis (zoals bijv. de zwarte tuinbonenluis) [himmelzoad, meelow, melde, smeelje] [N 26 (1964)] || luis, bladluis III-4-2