e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L271p plaats=Venlo

Overzicht

Gevonden: 7326
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zuinig benauwd: bənauwt (Venlo), zuinig: zuinig zien (Venlo), zunig (Venlo), zuunig (Venlo), zŭŭnig (Venlo) van zijn bezit telkens een zo klein mogelijk gedeelte uitgevend om te sparen [zuinig, econoom, civiel, benauwd, kiem] [N 89 (1982)] || zuinig [SGV (1914)] III-3-1
zuiveren knoeien: knoeien (Venlo) Afscheiding blijven geven na het kalven, gezegd van de koe. [N 3A, 58] I-11
zure haring rolmops: rolmops (Venlo, ... ), ròlmóps (Venlo), een filetharing met augurkje opgerold en met n houten pennetje doorstoken  rolmops (Venlo), zure haring: zoore hiering (Venlo), zooren hîêring (Venlo), zoorə hïëring (Venlo), zore hiering (Venlo), zoren hiëring (Venlo) rolmops; Hoe noemt U: Een haring in het zuur (rolmops) [N 80 (1980)] III-2-3
zure oprisping zuur: ik heb t zóór (Venlo), t zoor (Venlo, ... ), t zoor hebbe (Venlo), t zoor kriëge (Venlo), zoor (Venlo, ... ) Hoe noemt u het zure deel van het maagsap, dat wel eens naar boven komt? [DC 47 (1972)] || oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] || oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)] III-1-2
zuring, groente zuurmoes: zoormoos (Venlo) Zuring die als groente wordt gekweekt [N 14 (1962)] I-7
zuster begijn: begien (Venlo), non: non (Venlo), zus: zus (Venlo), zuster: zuster (Venlo, ... ), de kinderen  zuster (Venlo), neen  zuster (Venlo), onbkend  zuster (Venlo) Een lid van een vrouwelijke geestelijke orde, zuster, non [zuster, non, maseur, begijn]. [N 96D (1989)] || zuster [haar] [SGV (1914)] || zuster; bestaat er een woord voor broers en zusters samen (Hd. Geschwister?) [DC 05 (1937)] || zuster; mijn - is achttien, mijn zuster twintig jaar; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || zuster; mijn - is achttien, mijn zuster twintig jaar; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || zuster; mijn broer is achttien, mijn zuster twintig jaar; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2, III-3-3
zuur zuur: zoor (Venlo) zuur III-2-3
zuur oprispen het zuur hebben: ik heb t zóór (Venlo), t zoor hebbe (Venlo), het zuur krijgen: t zoor kriëge (Venlo) oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] || oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)] III-1-2
zuurbes jasmijn: jasmijn (Venlo), kweedoorn: WLD  kwīēdaorə (Venlo) Zuurbes: gedoornde struik, 1-2 m hoog; geelgrauwe takken, heeft gele kogelvormige bloemen in tot 4 cm lange trossen; scharlakenrode bessen, langwerpig en 8-13 mm lang die ook s winters nog aan de struik staan (berberissen, barbarinneke, versilts, kweedoo [N 82 (1981)] III-4-3
zuurdeeg gist: ges (Venlo), zuurdeeg: zōrdęjx (Venlo) Door gisting verzuurd deeg, gebruikt als rijsmiddel om nieuw brood te maken. Het is overschot van het deeg dat de vorige keer is gebakken. Met zuurdeeg wordt roggebrood gebakken, terwijl voor witbrood brouwersgist wordt gebruikt. Het zuurdeeg wordt in een bepaalde vorm, meestal broodvorm, gekneed en aan de bovenkant van een gaatje voorzien waarin een handvol zout wordt gedaan. Ook maakt men met de vinger wel eens een kruisje waarop men dan zout strooit. Tot de volgende bakdag wordt het zuurdeeg in de baktrog of in een doek of pot of in de kelder bewaard. Voor het gebruik wordt de droge korst van het zuurdeeg afgesneden en de rest in warm water gebrokkeld en geweekt (Weyns blz. 45). [N 29, 23a; N 16, 75; N 29, 23b; L 1a-m; L 2, 21b; LB 2, 236; OB 2, 4; OB 2, 6; JG 1b add.; S 6; S 6 add.; monogr.] II-1