e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L271p plaats=Venlo

Overzicht

Gevonden: 7326
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zool van een schoen zool: zaol (Venlo, ... ), zoal (Venlo) zool || zool van een schoen [N 24 (1964)] III-1-3
zoom zoom: zȳǝm (Venlo), zø̜jm (Venlo), zǫwm (Venlo) De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.] II-7
zoom in de huif schuif: sxūf (Venlo) Open zoom in de huif, waardoor een koord loopt waarmee men de huif kan vastsjorren. [N 17, 75] I-13
zoon jong: joong (Venlo, ... ), jông (Venlo), meestal bij naam aangesproken  jong (Venlo), kerel: kèrel (Venlo), knul: knul (Venlo), vent: vent (Venlo), ventje: ventje (Venlo), zoon: zoon (Venlo, ... ) (zoon;) Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] || zoon [SGV (1914)] || zoon; (Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)] || zoon; onze buurman heeft een zoon en een dochter; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2
zorgen voor bekommerd zijn: bəkömmərt zien (Venlo), bezorgd zijn: bezörg zien (Venlo), zich kommeren: zich kummere um (Venlo) toezien en moeite doen dat iets uitgevoerd of onderhouden wordt [gadeslaan, bezorgzaam zijn, bekommerd zijn] [N 85 (1981)] III-1-4
zout zout: zalt (Venlo, ... ), zālt (Venlo) zout [DC 03 (1934)] III-2-3
zoutvat zoutpotje: zaltpötje (Venlo), zoutvaatje: zaltvaetje (Venlo) zoutvaatje III-2-1
zuchten kuimen: kuume (Venlo), zuchten: zuchte (Venlo, ... ) zuchten [snokke] [N 10 (1961)] III-1-4
zuigen lurken: lörke (Venlo), zoebelen: zoebele (Venlo), zuigen: zuuge (Venlo, ... ), zy(3)̄gə (Venlo, ... ), voor zover ik weet is voor rietje geen venloos woord, kende men vroeger niet  zuuge (Venlo) limonade door een rietje zuigen [DC 35 (1963)] || zuigen [DC 38 (1964)] || zuigen [suuke, snekke] [N 10 (1961)] || zuigen, likken aan snoepgoed III-2-3
zuigfles lots: loets (Venlo), tutter: tuttər (Venlo), zuigfles: zuugfles (Venlo, ... ), zūūgflés (Venlo) zuigfles || zuigfles; een fles met speen om zuigelingen met melk te voeden [teuter, lots, tutter, teuterfles] [N 86 (1981)] III-2-2