e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Altweert

Overzicht

Gevonden: 1278

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
biggen spenen spenen: spiǝnǝ (Altweert) Biggen van de zeug afzetten. [N 76, 43; N 19, 16; N 19, 15 add.] I-12
biggen werpen baggen: baqǝ (Altweert) Biggen ter wereld brengen. [N 19, 13; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; N C, add.] I-12
biggenkooi baggenkooi: bagǝkuǝi̯ (Altweert) De aparte kooi voor de biggen. Omdat de biggen een tijd bij de zeug in de zeugekooi zijn, komen er in dit lemma woordtypen voor die ook in het lemma "zeugekooi" (2.4.7) zijn terug te vinden. Vergelijk de toelichting bij het lemma "hok voor de beer" (2.4.8). [N 76, 41b] I-6
biggenmand bak: bak (Altweert) Langwerpige gevlochten mand waarin men biggen naar de markt vervoert. Niet alle woordtypen duiden op een gevlochten mand. Een kurrenbak en een krat wijzen op een bak van planken gemaakt. [N 19, 29; monogr.] I-12
bijdehante vrouw; bijdehand betje bohei (rh.): Betje beheî (Altweert), gevieft: gevief (Altweert), gevieftj (Altweert), qui-vive: kevief (Altweert), vlug: vlök (Altweert), vrij: vrieë (Altweert) bijdehand || bijdehand meisje || vrijpostig, bijdehand III-1-4
bijkeuken, achterkeuken bijkeuken: bēi̯kyəkə (Altweert) bijkeuken III-2-1
bijnaam bijnaam: beejnaam (Altweert) bijnaam III-2-2
blad (alg.) blad: blaât (Altweert) blad III-4-3
bladerdeeg schilferdeeg: schilferdeîg (Altweert) bladerdeeg III-2-3
bladrozet van de paardebloem aardgal: mv.  aertgalle (Altweert) suikerij, wilde III-4-3