24459 |
bunzing |
fis:
fis (L318d Altweert),
vis (L318d Altweert)
|
bunzing
III-4-2
|
20238 |
buurten, aangaan, bezoeken |
opzoeken:
opzeuke (L318d Altweert)
|
opzoeken
III-2-2
|
20262 |
buurten; aangaan, bezoeken |
buurten:
buurte (L318d Altweert)
|
buurten, gezellig praten
III-2-2
|
20014 |
camelia |
schone juffer:
schoeënjuffer (L318d Altweert)
|
camelia
III-2-1
|
24604 |
canadapopulier |
canadas:
kannedas (L318d Altweert)
|
populier, canadese —
III-4-3
|
19671 |
canapé, sofa |
canapè:
kanəpē (L318d Altweert)
|
canapé, soort sofa
III-2-1
|
34373 |
castreermes |
knijp:
kniǝp (L318d Altweert)
|
Instrument waarmee men castreert. Uit de opgaven blijkt dat dit instrument in de meeste gevallen een scheermes is. De informant van Q 208 (Vijlen) vermeldt dat het scheermes "vroeger" werd gebruikt. [N 76, 46]
I-12
|
33749 |
castreren |
snijden:
snii̯ǝ (L318d Altweert)
|
Het varken onvruchtbaar maken. Mannelijke varkens castreert men door ze de teelballen weg te nemen. [N 76, 44; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
29989 |
cement |
cement:
sǝmɛ.nt (L318d Altweert)
|
Een snel verstenend bindmiddel, doorgaans in poedervorm, dat ontstaat door vermenging van kalk- en leemhoudende stoffen die onder hoge temperatuur versinterd zijn. Het bezit de eigenschap door toevoeging van water zowel onder water als aan de lucht te verharden. [N 30, 35a; N 30, 35b; monogr.]
II-9
|
20837 |
cervelaatworst |
saucijs:
Verklw. sesieske
sesies (L318d Altweert)
|
droogworst
III-2-3
|