34340 |
door de modder rollen |
kotelen:
kūtǝlǝ (L318d Altweert)
|
[N 76, 32]
I-12
|
20206 |
door zwangerschap gedwongen huwelijk |
moetje:
mótje (L318d Altweert)
|
meisje dat moet trouwen omdat het in verwachting is
III-2-2
|
24477 |
doorn, stekel |
doorn:
doeëre (L318d Altweert)
|
doorn
III-4-3
|
20101 |
doornhaag |
doornenheg:
duuërhek (L318d Altweert)
|
doornhaag
III-2-1
|
30461 |
doorslag, drevel |
drijver:
drī.vǝr (L318d Altweert)
|
Stalen stift met aan de onderzijde een enigszins kegelvormig uiteinde, waarmee men de koppen van spijkers in het hout drijft. [N 54, 139b; monogr.]
II-9
|
32391 |
dopbeitel, guts |
dopbeitel:
dǫp˱bęjtǝl (L318d Altweert),
dopper:
dǫpǝr (L318d Altweert)
|
Stalen beitel van ongeveer 20 cm lengte met een snede in de vorm van een halve cilinder. De dopbeitel wordt aangedreven met de heulbankhamer en dient om een eerste uitholling in de ruw bewerkte klomp te maken. Zie ook afb. 240. [N 97, 21; A 29a, 7b; monogr.; Bakeman 8]
II-12
|
20398 |
dopeling |
kosterkindje:
wordt ook gezegd tegen een kind dat nog duimt
kösterkintje (L318d Altweert)
|
dopeling
III-2-2
|
20848 |
dopen |
soppen:
soppe (L318d Altweert, ...
L318d Altweert)
|
indopen van brood in koffie || stukjes brood in vet(uit spek gebraden) dopen
III-2-3
|
24753 |
dophei |
toethei:
erica
toothej (L318d Altweert)
|
dophei
III-4-3
|
19991 |
dorpel |
dorpel:
dɛ.rpǝl (L318d Altweert)
|
Zie kaart. Horizontale laag natuursteen of bakstenen aan de onderkant van een deurkozijn. Zie ook de lemmata 'Strekkenlaag', 'Staande rollaag', 'Liggende rollaag' en 'Hardsteen'. Met de term 'stofdorpel' wordt doorgaans een extra dorpelstuk aangeduid, dat soms op de onderdorpel van een binnendeurkozijn wordt aangebracht. Zie ook het lemma 'Stofdorpel'. [N 32, 12d; A 43,18; L 5, 72; L 12, 12; L B1, 152; A 45, 31; R 3-46; monogr.; Vld]
II-9
|