e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Altweert

Overzicht

Gevonden: 1278
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
braamsluiper bramenteut: brieëmetäöt (Altweert), hegteut: hektäöt (Altweert), teut: täöt (Altweert), wolteut: wioltäöt (Altweert) braamsluiper III-4-1
braamstruik bramen: brieëm (Altweert) braamstruik III-4-3
braden braden: ¯nen Herst, ¯ne eike en aerpel braoje gebraoje aerpel  braoje (Altweert) braden in vet of olie III-2-3
braken braken: brākǝ (Altweert) De houtachtige stengels van het vlas met behulp van een braak kneuzen en breken, zodat ze eraf vliegen. [N 48, 16a; monogr.] II-7
branden borren: bøͅrə (Altweert) branden III-2-1
brandnetel netel: neêtel (Altweert) netel III-4-3
brandstof stokens: stuəkəs (Altweert) iets om te stoken III-2-1
brasem brasem: vis  brieësem (Altweert) brasem III-4-2
brem brem: bräöm (Altweert) brem III-4-3
broekland, moeras broek: broôk (Altweert), moer: (meervoud: moore).  moor (Altweert), moest: moeëst (Altweert), tus: tus (Altweert), (zo wordt het ook genoemd).  tis (Altweert), zomp: zômp (Altweert) moerasland, drassig land || moerassig land || moerassige grond, verende grond in een stuk weiland III-4-4