e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hak van een schoen hiel: hiel (Hasselt), hoog versje: z. ook o. hiel.  (h)ōē.g veske (Hasselt), pollevij: Handen, b.v. had oer polleviën do van aaf.  pollevië (Hasselt), vroeger had dit een vulgaire betekenis "ik vaag er mn ... aan", dit wordt nu niet meer gebruikt  pollevie (Hasselt), vers: de vas (Hasselt), vas (Hasselt, ... ) hak (van de schoen) [ZND B1 (1940sq)] || hak van een schoen [pollevie, plevie, hiel] [N 24 (1964)] || hoe heet het achterdeel van de schoen (fr. talon) ? [ZND 29 (1938)] || Kent u het woord pollevie? Uitspraak en betekenis. toelichting: wat wordt hiermee bedoeld? [ZND 48 (1954)] || naaldhak: hoog hakje || Pollevij (achterlap van een schoen; fr. talon). [ZND 05 (1924)] || pollevij, pollevie (uitspraak en betekenis) [ZND 40 (1942)] III-1-3
hak van het blad van de zeis vars: va.s (Hasselt), vars (Hasselt) Het brede uiteinde van het blad van de zeis, aan de zijde van de arend. Zie afbeelding 5, nummer 2. Sommige opgaven hebben betrekking niet alleen op het puntige uiteinde van de snede aan de zijde van de arend, maar op de gehele brede zijde van het blad, doorlopend tot de rug. Van een dergelijke toevoeging is sprake bij: vars 113, 115, 117, 118a, 172, 173, 176a, 179, 182, 219, 177, 186, 223, Q 73, 157a, 160, 161, 164, 166, 240; voet: L 324. [N 18, 68b; JG 1a, 1b; monogr.] I-3
hakbord kapbred: kapbrië.d (Hasselt, ... ) hakbord || hakbord, houten plank om iets op fijn te hakken III-2-1
haken crocheren (<fr.): crocheeren (Hasselt), crocheteren (<fr.): ze kan al crochtére (Hasselt), ze kan krochteere (Hasselt), ze kan krooteere (Hasselt), ze kann krochteere (Hasselt), haken: hieəke (Hasselt) Haken, crocheren. [ZND 35 (1941)] || Haken. [ZND 01 (1922)] III-1-3
haken en ogen haken en ogen: hiǝk ɛn ūgǝ (Hasselt), ǭkǝn ǝn ūǝgǝ (Hasselt) Kleine metalen haakjes en ringetjes die, langs de zomen van kledingstukken genaaid, dienen om deze te sluiten. [N 62, 51; L 1a-m; L 24, 40b; L 49, 25; MW; S 11] II-7
hakken, wieden met de hak hakken: hakǝ (Hasselt), hákǝ (Hasselt), kappen: kapǝ (Hasselt) Met een hak de grond tussen (rijen van) opgroeiende planten bewerken, met het doel deze luchtig te maken en van onkruid te zuiveren. [N 15, 5; JG 1a, 1b; monogr.] I-5
hakmes herstel: ersté.l (Hasselt), hersté.l (Hasselt), resté.l (Hasselt) hakbijltje III-2-1
haksel haksel: hɛksǝl (Hasselt), kepsel: kɛpsǝl (Hasselt) Het kortgehakte stro, op de snijbok of in de hakselmachine, werd vroeger, samen met haver, gekookt en aan de beesten gevoerd. Als het iets grover gesneden was werd het ook wel als strooisel in de potstal gebruikt. Zie ook het lemma ''bussel kort stro'' (6.1.29). Zie voor de fonetische documenatie van het woorddeel [stro] het lemma ''stro'' (6.1.24). [JG 1b, 2c; L 1, a-m; L 26, 11; S 12; Wi 51; monogr.] I-4
halen bijhalen: bęjhālǝ (Hasselt), halen: haolen (Hasselt, ... ), hālǝ (Hasselt) halen [ZND 01 (1922)] || halen: Moeder, bij wie moet ik geld halen ? [ZND 44 (1946)] || Verzamelen van nectar, stuifmeel en water door de meestal oudere werkbijen. [N 63, 41; Ge 37, 79] II-6, III-1-2
halen en betalen afhalen: ps. omgespeld volgens Frings. Alleen de å heb ik niet omgespeld!  gōͅn āfha͂lə (Hasselt), bet gereed geld kopen: ps. omgespeld volgens Frings.  bēͅ gərit geͅlt kūpə (Hasselt), contant (<fr.) kopen: ps. omgespeld volgens Frings.  koͅntant kūpə (Hasselt), optrekken: ps. omgespeld volgens Frings.  oͅptrēͅkə (Hasselt) Halen en betalen wat men gekocht heeft [ik moet gaan ontvangen?] [N 21 (1963)] III-3-1