18180 |
hak van een schoen |
hiel:
hiel (Q002p Hasselt),
hoog versje:
z. ook o. hiel.
(h)ōē.g veske (Q002p Hasselt),
pollevij:
Handen, b.v. had oer polleviën do van aaf.
pollevië (Q002p Hasselt),
vroeger had dit een vulgaire betekenis "ik vaag er mn ... aan", dit wordt nu niet meer gebruikt
pollevie (Q002p Hasselt),
vers:
de vas (Q002p Hasselt),
vas (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt,
Q002p Hasselt,
Q002p Hasselt,
Q002p Hasselt)
|
hak (van de schoen) [ZND B1 (1940sq)] || hak van een schoen [pollevie, plevie, hiel] [N 24 (1964)] || hoe heet het achterdeel van de schoen (fr. talon) ? [ZND 29 (1938)] || Kent u het woord pollevie? Uitspraak en betekenis. toelichting: wat wordt hiermee bedoeld? [ZND 48 (1954)] || naaldhak: hoog hakje || Pollevij (achterlap van een schoen; fr. talon). [ZND 05 (1924)] || pollevij, pollevie (uitspraak en betekenis) [ZND 40 (1942)]
III-1-3
|
32878 |
hak van het blad van de zeis |
vars:
va.s (Q002p Hasselt),
vars (Q002p Hasselt)
|
Het brede uiteinde van het blad van de zeis, aan de zijde van de arend. Zie afbeelding 5, nummer 2. Sommige opgaven hebben betrekking niet alleen op het puntige uiteinde van de snede aan de zijde van de arend, maar op de gehele brede zijde van het blad, doorlopend tot de rug. Van een dergelijke toevoeging is sprake bij: vars 113, 115, 117, 118a, 172, 173, 176a, 179, 182, 219, 177, 186, 223, Q 73, 157a, 160, 161, 164, 166, 240; voet: L 324. [N 18, 68b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-3
|
19827 |
hakbord |
kapbred:
kapbrië.d (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt)
|
hakbord || hakbord, houten plank om iets op fijn te hakken
III-2-1
|
18791 |
haken |
crocheren (<fr.):
crocheeren (Q002p Hasselt),
crocheteren (<fr.):
ze kan al crochtére (Q002p Hasselt),
ze kan krochteere (Q002p Hasselt),
ze kan krooteere (Q002p Hasselt),
ze kann krochteere (Q002p Hasselt),
haken:
hieəke (Q002p Hasselt)
|
Haken, crocheren. [ZND 35 (1941)] || Haken. [ZND 01 (1922)]
III-1-3
|
28863 |
haken en ogen |
haken en ogen:
hiǝk ɛn ūgǝ (Q002p Hasselt),
ǭkǝn ǝn ūǝgǝ (Q002p Hasselt)
|
Kleine metalen haakjes en ringetjes die, langs de zomen van kledingstukken genaaid, dienen om deze te sluiten. [N 62, 51; L 1a-m; L 24, 40b; L 49, 25; MW; S 11]
II-7
|
33301 |
hakken, wieden met de hak |
hakken:
hakǝ (Q002p Hasselt),
hákǝ (Q002p Hasselt),
kappen:
kapǝ (Q002p Hasselt)
|
Met een hak de grond tussen (rijen van) opgroeiende planten bewerken, met het doel deze luchtig te maken en van onkruid te zuiveren. [N 15, 5; JG 1a, 1b; monogr.]
I-5
|
19692 |
hakmes |
herstel:
ersté.l (Q002p Hasselt),
hersté.l (Q002p Hasselt),
resté.l (Q002p Hasselt)
|
hakbijltje
III-2-1
|
33153 |
haksel |
haksel:
hɛksǝl (Q002p Hasselt),
kepsel:
kɛpsǝl (Q002p Hasselt)
|
Het kortgehakte stro, op de snijbok of in de hakselmachine, werd vroeger, samen met haver, gekookt en aan de beesten gevoerd. Als het iets grover gesneden was werd het ook wel als strooisel in de potstal gebruikt. Zie ook het lemma ''bussel kort stro'' (6.1.29). Zie voor de fonetische documenatie van het woorddeel [stro] het lemma ''stro'' (6.1.24). [JG 1b, 2c; L 1, a-m; L 26, 11; S 12; Wi 51; monogr.]
I-4
|
17810 |
halen |
bijhalen:
bęjhālǝ (Q002p Hasselt),
halen:
haolen (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
hālǝ (Q002p Hasselt)
|
halen [ZND 01 (1922)] || halen: Moeder, bij wie moet ik geld halen ? [ZND 44 (1946)] || Verzamelen van nectar, stuifmeel en water door de meestal oudere werkbijen. [N 63, 41; Ge 37, 79]
II-6, III-1-2
|
21661 |
halen en betalen |
afhalen:
ps. omgespeld volgens Frings. Alleen de å heb ik niet omgespeld!
gōͅn āfha͂lə (Q002p Hasselt),
bet gereed geld kopen:
ps. omgespeld volgens Frings.
bēͅ gərit geͅlt kūpə (Q002p Hasselt),
contant (<fr.) kopen:
ps. omgespeld volgens Frings.
koͅntant kūpə (Q002p Hasselt),
optrekken:
ps. omgespeld volgens Frings.
oͅptrēͅkə (Q002p Hasselt)
|
Halen en betalen wat men gekocht heeft [ik moet gaan ontvangen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|