e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P188p plaats=Hoepertingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
weduwe weef: weejf (Hoepertingen) weduwe [ZND 08 (1925)] III-2-2
weduwnaar weeuwenaar: weiwuni-jər (Hoepertingen) weduwnaar [ZND 08 (1925)] III-2-2
weefsel, stof stof: stof (Hoepertingen), stuif (Hoepertingen) de stof (het goed) [ZND 07 (1924)] || Hoe noemt U: stof in het algemeen [N 62 (1973)] III-1-3
weegtoestel balans: balans (Hoepertingen), bascule: bǝskøl (Hoepertingen) Weegtoestel waarmee de gevulde zakken gewogen kunnen worden. Vroeger gebeurde dit met een balans, maar die werd al snel vervangen door de bascule omdat laatstgenoemde het voordeel had dat ze als tegengewicht slechts eentiende van de te wegen massa nodig had. Bij de balans daarentegen moesten de twee lasten gelijk zijn. [Coe 258; Coe 259; Coe 260; Grof 284; Grof 285] II-3
weekblad? revue (fr.): Van Dale: revue (Fr.), 4. tijdschrift van gevarieerde inhoud; ook als titel.  revue (Hoepertingen), weekblad bet veel prenten: weeəkblaod be vuil preinte (Hoepertingen) weekblad met veel prenten en fotos [ZND 36 (1941)] III-3-1
weekdienst zeswekenmis: zeswekemès (Hoepertingen) Een wekelijkse mis voor een overledene, weekdienst. [N 96B (1989)] III-3-3
weer genezen weer op het zijn: wierm op t zijn (Hoepertingen), wiral op t zijn (Hoepertingen) hij is weer op zijn effen (weer genezen) [ZND 34 (1940)] III-1-2
weer naar het jaargetijde sint-maartenzomer: Sint Maorten = nazomer  sintə matə zoumər (Hoepertingen) weer in bepaalde jaargetijden (bijv. [kranenzomer] (zachte nazomer), [bamisweer] (herfstweer) e.d. inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] III-4-4
weerlichten heiweren: hyweert (Hoepertingen), ww.  ⁄t heiwiərt (Hoepertingen) weerlicht waarvan men de eigenlijke straal niet ziet, oplichtend aan de horizon [zeebrand] [N 22 (1963)] || weerlichten [ZND 21 (1936)] III-4-4
weerlichtx heibrand: heidebrand  heibjant (Hoepertingen), weerlicht: wiərlix (Hoepertingen) weerlicht waarvan men de eigenlijke straal niet ziet, oplichtend aan de horizon [zeebrand] [N 22 (1963)] III-4-4