e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P188p plaats=Hoepertingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wip wip: wip (Hoepertingen), /  wip (Hoepertingen) / [SND (2006)] || het speeltuig bestaande uit een in evenwicht liggende balk of plank; op de uiteinden ervan nemen personen plaats die samen, door zich beurtelings tegen de grond af te zetten, het toestel op en neer doen gaan [kwikkwak, pontewaag, wiegelewouter, wip] [N 112 (2006)] III-3-2
wipneus wipneus: wipnoas (Hoepertingen) Wipneus (stoepneus, topneus). [N 109 (2001)] III-1-1
wippen wippen: (w)eepe (Hoepertingen), wippe (Hoepertingen) op, met een wip spelen [kwikkwakken, kweken, kwinkkwaken, kwikkelen, wiegschalen, wippen, kiegelen] [N 112 (2006)] || wippen [GTRP (1980-1995)] III-3-2
wisselen van de tanden wisselen: wisǝlǝ (Hoepertingen) Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19] I-9
wisselen van tanden tanden krijgen: tan kregǝ (Hoepertingen) [N 3A, 108b; N 3A, 16; N 3A, 22] I-11
wisselvallig weer t weer staat te luimen]: lurwiər (Hoepertingen), ə moͅtəx wiər (Hoepertingen) niet schijnen te weten wat het wil gaan doen, gezegd van het weer [loerachtig [N 22 (1963)] III-4-4
wit stervormig vlekje op het voorhoofd kol: kǫl (Hoepertingen), ster: stē̜ǝr (Hoepertingen) Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27] I-9
wit van het ei wit: wet (Hoepertingen) [JG 1b, 1c; monogr.] I-12
witte aalbes witte kroezelen: verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4  witə krūzəl (Hoepertingen) witte aalbes [ZND 01 (1922)] I-7
witte kool kabuis: kabuis (Hoepertingen), kəboͅəs (Hoepertingen), witte kabuis: witə kəbōͅəs (Hoepertingen), witte kool: wetə kou̯l (Hoepertingen), wetə køi̯l (Hoepertingen), witte kuil (Hoepertingen, ... ) [Goossens 1b (1960)] [Lk 05 (1953)]een witte kabuis(kool) [ZND 36 (1941)] || witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)] I-7, III-2-3