e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P188p plaats=Hoepertingen

Overzicht

Gevonden: 3594
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zijbeuk zijbeuk: zijbeuke (Hoepertingen, ... ) De beide zijruimten, links en rechts van het middenschip [zijbeuken?]. [N 96A (1989)] III-3-3
zijde zij: zeij (Hoepertingen, ... ), zɛj (Hoepertingen), zij(de): zęj (Hoepertingen) de heup (zijde van het lichaam) [ZND 26 (1937)] || Hij heeft pijn in zijn zijde. [ZND 08 (1925)] || Natuurprodukt dat wordt verkregen bij het afwikkelen van de cocons waarmee het zijderupsje zich omhult totdat het zich ontpopt tot vlinder (Morand, pag. 58). Het is de grondstof voor weefsels. [N 62, 79a; N 62, 75c; N 59, 201; L 8, 117; MW; monogr.] II-7, III-1-1
zijde spek zij: zēͅi (Hoepertingen) zijde spek [Goossens 1b (1960)] III-2-3
zijden omslagdoek foulard (fr.): fəlar (Hoepertingen) omslagdoek, zijden ~ [N 23 (1964)] III-1-3
zijladder karleren: kɛ̄rlęi̯ǝrǝ (Hoepertingen), leren: lērǝn (Hoepertingen) Ladderachtige zijkant van de hooikar. De zijladder bestaat uit een aantal sporten, die twee ladderbomen verbinden. Een gedeelte van dit materiaal werd al behandeld in wld I.3, maar wordt hier volledigheidshalve herhaald en aangevuld. [N 17, 12a + 30b + 40 + 46b + add; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; A 26, 2a; Lu 4, 2a; monogr.] I-13
zijladders van de oude kar leren: leren (Hoepertingen) De open ladderachtige constructies aan de zijkanten van de oude hooikar. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s a en b. Het lemma bevat alleen meervouden. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel øhooiŋ zie het lemma ''hooi''.' [N 17, 12a en 30b; A 26, 2a; Lu 4, 2a] I-3
zijn neus snuiten schoonmaken: z`n no:əs sxo:n mŏkə (Hoepertingen), snuiten: snuite (Hoepertingen) Snotteren: herhaaldelijk en hoorbaar de neus ophalen om deze vrij te maken van neusvocht (snotteren, snutten, snoeven). [N 107 (2001)] || snuiten [ZND 07 (1924)] III-1-2
zijpad zijgang: zijgank (Hoepertingen, ... ) Elk van beide zijgangen [zijpad?]. [N 96A (1989)] III-3-3
zijwand kisten: kī.stǝ (Hoepertingen), mouw: mǫu̯ (Hoepertingen) Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.] I-13
zilvervisje milver: milver (Hoepertingen) zilvervisje: Hoe heet het zilverkleurige glanzende insect dat in huis op donkere, vochtige plaatsen voorkomt en leeft van papier, enz. Het is heel snel en lijkt zich voort te bewegen als een vis in het water (--, suikergast, boekworm). [N100 (1997)] III-4-2