34221 |
knieband voor een stier of kalf |
kniehak:
knihak (L271p Venlo)
|
IJzeren, soms houten beugel of ring aangebracht ter hoogte van de knie, meestal met een touw om de horens. Deze knieband wordt bevestigd om de koeien los te kunnen laten lopen en tevens ze in bedwang te kunnen houden. [N 3A, 14c; monogr.]
I-11
|
23369 |
knielbankje |
knielbank:
kneelbank (L271p Venlo),
knielbankje:
kneelbenkske (L271p Venlo)
|
Het knielbankje van de kerkbank. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23536 |
knielen |
knielen:
kneele (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
Knielen, een kniebuiging maken [kniele, kneele, kneije?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23372 |
knielkussen |
knielkussen:
kneelkussen (L271p Venlo),
kussen:
køͅsə (L271p Venlo)
|
Het knielkussen op de kerkbank. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18874 |
kniezen |
kniezen:
knieze (L271p Venlo),
knīēzə (L271p Venlo),
treuren:
treurə (L271p Venlo),
verdrietig doen:
verdretig doon (L271p Venlo)
|
een knagend verdriet hebben en zichzelf daarvoor als ongelukkig beklagen [treuren, kniezen] [N 85 (1981)] || kniezen [SGV (1914)]
III-1-4
|
17920 |
knijpen |
knijpen:
kniepe (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
kniēpe (L271p Venlo),
kniĕpə (L271p Venlo),
kniêpe (L271p Venlo),
knīēpə (L271p Venlo),
nijpen:
niepe (L271p Venlo),
nīēpə (L271p Venlo),
pitsen:
pitsə (L271p Venlo)
|
knellen [SGV (1914)] || Knellen: stijf drukken zodat daardoor een striem ontstaat (knellen, knijpen, duwen, wringen, klemmen). [N 84 (1981)] || Knijpen: vel of vlees met de vingers samenknijpen; drukken (nijpen, knijpen, pitsen). [N 84 (1981)] || nijpen [SGV (1914)]
III-1-2
|
18151 |
knikkebenen |
dazelig lopen:
dazelig laupe (L271p Venlo),
eierentreden:
eiertrae-je (L271p Venlo)
|
lopen: met doorknikkende knieën lopen [kwakken] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22363 |
knikker |
kuls:
köls (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
køͅls (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
køͅlsə (L271p Venlo),
/
köls (mv. kölse) (L271p Venlo),
vgl. Köls, 1. Van of uit Keulen; 2. Keuls dialect.
köls (L271p Venlo),
kulsen:
køͅlsə (L271p Venlo),
kulster:
Mv. kölsters - oud Venlos.
kölster (L271p Venlo),
maal:
Weinig gebruikt.
maol (L271p Venlo)
|
1. Knikker. || Balletjes van gebakken aarde, steen, marmer of glas [bolbaai, kets, kaaischeut, jibber, klits, ket, til, knipper, knot, marbol, marbel, mölmer, kaster, kasser, huuf, köls, kölster, vrenkel]. [N 88 (1982)] || Kleine stenen of glazen knikker [mullemer, aardezoekertje, artzeiker]. [N 88 (1982)] || knikker [SGV (1914)] || knikker(s) [SND (2006)] || Knikker.
III-3-2
|
22361 |
knikkeren |
kulsen:
kölse (L271p Venlo),
Kölse (L271p Venlo),
køͅlsən (L271p Venlo),
/
Kölse (L271p Venlo),
kulsteren:
kölstere (L271p Venlo),
køͅlstərə (L271p Venlo),
marbelen:
malbere (L271p Venlo),
molbere (L271p Venlo)
|
1. Albasten knikker; -2. Knikker met 1000 puntjes erop. || 1. Knikkeren. || Albasten knikker, of knikker met 1000 puntjes erop. || knikkeren [SND (2006)] || Knikkeren. || Lievelingsspel 2. [SND (2006)] || Over het knikkerspel: het knikkeren. [N R (1968)]
III-3-2
|
22364 |
knikkerkuiltje |
kuiltje:
kuulke (L271p Venlo),
kylkə (L271p Venlo),
külke (L271p Venlo),
kulsenputje:
kölsepoetje (L271p Venlo),
køͅlsəpøͅtjə (L271p Venlo),
put:
poet (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
putje:
poetje (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo)
|
1. Knikkerkuiltje. || Een holletje in de grond, door de kinderen gebruikt bij het knikkeren? [DC 21 (1952)] || Het holletje in de grond bij t knikkeren [kuil, kuiltje, putje, O, demke]. [N 88 (1982)] || Knikkerkuiltje. || Putje: kuiltje bij het knikkeren.
III-3-2
|