id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
21981 | duif die normaal op langeafstandsvluchten vliegt | fond: fond (Vlijtingen) | Hoe heet een duif die normaal vliegt: op lange afstandsvluchten? [N 93 (1983)] III-3-2 |
21983 | duif die normaal op middellangeafstandsvluchten vliegt | halvefond: have fond (Vlijtingen) | Hoe heet een duif die normaal vliegt: op middellange afstandsvluchten? [N 93 (1983)] III-3-2 |
21926 | duif met effen grijs-blauw vederkleed | blauwe, een -: blaw (Vlijtingen), blauwe, een ~: blawe (Vlijtingen) | Elke duif heeft bij de duivesporter in de regel een naam. Indien U hiervoor benamingen kent, die: afgeleid zijn van het ringnummer, geef hiervan dan een/enkele voorbeeld(en)? [N 93 (1983)] || Hoe noemt men een duif met effen grijs-blauw vederkleed (blauw)? [N 93 (1983)] III-3-2 |
21929 | duif met grote donkere vlekken | zwarte tijger: zwatte tiger (Vlijtingen) | Hoe noemt men een duif met grote donkere vlekken in de vleugels (zwart-geschelpt)? [N 93 (1983)] III-3-2 |
21928 | duif met grotere kleurschakeringen | tijger: tiger (Vlijtingen) | Hoe noemt men een duif met grotere kleurschakeringen in de vleugels (geschelpt)? [N 93 (1983)] III-3-2 |
21934 | duif met één of meer witte pennen | wittepen: wittepen (Vlijtingen) | Hoe noemt men een duif met één of meer witte pennen (wittepen, witteslag)? [N 93 (1983)] III-3-2 |
21907 | duif uit het eerste nest van het jaar | pieper: pieper (Vlijtingen) | Hoe heet een duif uit het eerste nest van het jaar? [N 93 (1983)] III-3-2 |
21909 | duif uit het laatste nest van het jaar | late pieper: loate piepers (Vlijtingen), nestpinner: nestpenner (Vlijtingen) | Hoe heet een duif uit het laatste nest van het jaar? [N 93 (1983)] III-3-2 |
22098 | duiven keuren | triren: Van Dale: triëren. triëren (Vlijtingen) | de duif keuren in het hok om over de deelneming aan een vlucht te beslissen? [N 93 (1983)] III-3-2 |
21965 | duivenhok | duifhuis: dō.vǝs (Vlijtingen), duivenkot: doovekot (Vlijtingen), duivennest: `t doovennis (Vlijtingen), duivernest: dōvǝrnes (Vlijtingen), duives: dō.vəs (Vlijtingen) | Duivenhok. [Goossens 1b (1960)] || Hoe heet de woonplaats van de duif? [N 93 (1983)] || Hoe heten de standplaatsen van de verschillende huisdieren, namelijk het duivenhok? [ZND 38 (1942)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker] I-6, III-3-2 |