e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q204a plaats=Mechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vlekziekte brand: brant (Mechelen), schurft: šø̜rǝf (Mechelen), uitslag: ūtšlāx (Mechelen), vlekkenvuur: vlɛkǝvȳr (Mechelen) Vlekziekte wordt veroorzaakt door een bacterie. De ziekte gaat gepaard met hoge koorts; op de huid tekenen zich rode en soms donkerblauwe vierkante of ruitvormige vlekken af (WBD I.6, blz. 854). [N 19, 27a; N 19, 27b; N 52, 19; N 76, 57; A 48a, 32; monogr.] I-12
vleugels in de wanmolen vleugelen: vlø̜̄gǝlǝ (Mechelen) De schuingeplaatste plankjes die op een as zijn gemonteerd die wordt aangedreven, waardoor er een windstroom ontstaat, in de wanmolen. [N 14, 45b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
vliegennet vliegennet: vlēgǝnęt (Mechelen) Fijnmazig net dat over een ingespannen paard wordt gehangen om het tegen vliegen te beschermen. [JG 1a, 1b, 2a, 2b; N 13, 82a] I-10
vlieger windvogel: winkvoagel (Mechelen) vlieger (speeltuig) [SGV (1914)] III-3-2
vlinder pepel: piejpel (Mechelen, ... ) vlinder [GV Gr (1935)], [SGV (1914)], [ZND 18G (1935)] III-4-2
vlinderdasje nondejuke: nondétjuuke (Mechelen), strikje: schtrikske (Mechelen) vlinderstropdas [nondejuuke, striekske] [N 23 (1964)] III-1-3
vlo (enk.) vlo: vloe-ö (Mechelen), vlōē (Mechelen), WLD  vlōē (Mechelen, ... ) mensenvlo [N 26 (1964)] || vlo (znw enk) [foekket, zjwarte riejer] [N 26 (1964)] || vloo [SGV (1914)] III-4-2
vlo (mv., fon.) vloe: WLD  vlūū (Mechelen), vluui: vlüj (Mechelen), vluuien: vluuje (Mechelen) vlo (znw mv) [N 26 (1964)] || vlooien [SGV (1914)] III-4-2
vloeken vloeken: vlooke (Mechelen) vloeken [SGV (1914)] III-3-1
vloer aarde: ē̜.t (Mechelen), gebinte/gebint: gǝbøn (Mechelen) Zie voor het woordtype 'beleg' ook RhWb V, k. 301, s.v. 'Beleg': ø̄Fussboden aus Steinbelagø̄. Volgens Jongeneel (Heerlens Woordenboek, pag. 19) maakten de boeren uit de omgeving van Heerlen steenharde, waterdichte vloeren van zand, kalk of cement en kolensintels. [S 41; N 54, 128; monogr.; Vld.] II-9