e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q204a plaats=Mechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vinden vinden: vinge (Mechelen) vinden [SGV (1914)] III-1-2
vinger vinger: vinger (Mechelen), vingere (Mechelen), vìngər (Mechelen), vìŋər (Mechelen) vinger [DC 01 (1931)] || vingers [SGV (1914)] III-1-1
vingerlid vingergelid: vingergelit (Mechelen), vingerlid: vìngərlíd (Mechelen) (vinger)kootje [DC 01 (1931)] III-1-1
vingers (spotnamen) fikken: de fikke (Mechelen), fikke (Mechelen), blief met de fikke der vaanaaf  fikke (Mechelen), griffels: dunne vingers  de griffele (Mechelen), knoken: blief met de kneuk der vaan aaf  kneuk (Mechelen) vingers (spotbenamingen) [pinke, finkels, fikke, pingels, kluntjesvingers, de 10 geboden] [N 10 (1961)] III-1-1
vink botvink: bŏvink (Mechelen) vink (15 overal bekend; man heeft roodachtige borst; witte strepen op vleugel en in staart; broedt in het hout; zeer veel op trek; kooivogel [N 09 (1961)] III-4-1
vis, algemeen vis: veejsje (Mechelen), Eng. name  veejsj (Mechelen) visch [SGV (1914)] || visschen (mv.) [SGV (1914)] III-4-2
visgraatpatroon visgraat: veš˲grǭt (Mechelen), visgraat die voorspringt: veš˲grǭt ˲dē̜ vȳršpreŋt (Mechelen) š˲grǭtprǝfil en vǝrštē̜k L 387; %%de volgende termen duiden een haaks visgraatpatroon in een parketvloer aan: de strookjes hout vormen een hoek van 45¬∞ met de lengte- en breedtelijnen en sluiten rechthoekig in elkaar%% visgraat die voorspringt: veš˲grǭt ˲dē̜ vȳršpre [N 54, 131a; N 54, 131b; N 54, 131c] II-9
vishengel visgarde: visjgêt (Mechelen) hengel [SGV (1914)] III-3-2
vissen vissen: veejsje (Mechelen) visschen (ww.) [SGV (1914)] III-3-2
vlaai vlaai: Syst. WBD  vlāōj (Mechelen), vladem: vlaam (Mechelen, ... ) Vla, bekend cirkelvormig gebak met vulling (vlaoj, flaaj, tabbeschaas?) [N 16 (1962)] III-2-3