34131 |
ver uitspringende hielen |
hakpoten:
hakpū.tǝ (Q204a Mechelen)
|
[N 3A, 144a; monogr.]
I-11
|
30446 |
verankeren |
verankeren:
vǝraŋkǝrǝ (Q204a Mechelen)
|
Muren en balklagen met behulp van ankers met elkaar verbinden ten einde het uitwijken van de muren te voorkomen. [N 54, 122a]
II-9
|
34575 |
verbindingspennen |
gudpin (enkelv.):
gø̜tpen (Q204a Mechelen)
|
De houten of ijzeren pennen die de vergaringen met elkaar verbinden. [N 17, 66; N G, 45d]
I-13
|
18940 |
verbruien |
verdommen:
verdômme (Q204a Mechelen)
|
verbruien [SGV (1914)]
III-1-4
|
21388 |
verdacht |
verdacht:
verdag (Q204a Mechelen)
|
verdacht [SGV (1914)]
III-3-1
|
25362 |
verdoven |
houwen:
hōwǝ (Q204a Mechelen),
verdoven:
vǝrdōǝvǝ (Q204a Mechelen)
|
Het slachtvee verdoven alvorens het de keel door te snijden. Woordtypen als "schieten", "doodslaan", "houwen", "pin indrijven" geven aan hoe het verdoven in zijn werk gaat. [N 28, 6; N 28, 12b; monogr.]
II-1
|
18823 |
verdriet; verdriet doen |
leed:
leed (Q204a Mechelen, ...
Q204a Mechelen),
leet (Q204a Mechelen)
|
leed [SGV (1914)] || smart [SGV (1914)] || verdriet [SGV (1914)]
III-1-4
|
34155 |
verdrogen |
nalaten:
nǭlǭtǝ (Q204a Mechelen),
verzijen:
vǝrzii̯ǝ (Q204a Mechelen)
|
Minder melk gaan geven wegens drachtigheid. [N 3A, 72a]
I-11
|
32146 |
verdunde lijm |
verdunde lijm:
vǝrdøndǝ līm (Q204a Mechelen)
|
De met water verdunde lijmoplossing die op het grondhout wordt gestreken om de goede lijm bij het fineren niet te diep te laten intrekken. [N 54, 3]
II-12
|
30596 |
verf |
verf:
vɛrǝf (Q204a Mechelen)
|
Vloeibare substantie, gewoonlijk bestaande uit een poedervormige, kleurgevende stof en een bindmiddel. Verf wordt met behulp van een kwast, een roller of een spuit opgebracht, waarna zij in een harde laag opdroogt. [Wi 54; S 39; L A1, 82; N 67, 18a; monogr.]
II-9
|