e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q196p plaats=Mheer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wasbord wasplank: wèèsj-plaank (Mheer) de plank waarover gegolfd zink geslagen is, waarop men vuil goed wast (troffel, roefel, wasbord) [N 90 (1982)] III-2-1
wasgoed was: wesj (Mheer) wasgoed [DC 35 (1963)] III-2-1
waterdamp, wasem damp: daamp (Mheer) Zichtbaar gasmengsel dat bij het koken van water opstijgt (damp, blaak) [N 79 (1979)] III-2-1
waterdorpel drempel: dø̜mpǝl (Mheer), latei: latej (Mheer) Horizontale laag bakstenen of natuursteen aan de onderkant van een raamkozijn. De waterdorpel wordt vooral toegepast bij zeer dikke muren. Wordt de dorpel uit bakstenen samengesteld, dan worden deze gemetseld in de vorm van een afwaterend gestelde rollaag. Zie ook afb. 57e. In Q 194 werd voor een waterdorpel gebruik gemaakt van 'ijzerklinkers' ('īzǝrklēŋkǝrs'), in K 353 van arduin. [N 55, 44c; N 32, 12c; L 31, 12a; monogr.; S 39, add.; A 46, 10c, add.] II-9
waterhoen waterhoentje: waterheuntje (Mheer) waterhoen (33 rode bles en wit onder de staart, die vaak wordt opgewipt; algemeen [N 09 (1961)] III-4-1
waterloot waterspruit: WLD  water-sjprōēt (Mheer) Een tak die ontstaat op de stam (dief, waterlot). [N 82 (1981)] III-4-3
waterpokken waterpokken: waterpokke (Mheer) Waterpokken: besmettelijke ziekte waarbij rode vlekjes op de huid ontstaan die in blaartjes overgaan (windpokken, wijnpokken, respok). [N 84 (1981)] III-1-2
waterput put: pøt (Mheer), pø̄.t (Mheer), pøͅt (Mheer, ... ) [DC 21 (1952)] [RND 08] [SGV (1914)] [ZND 32 (1939)] I-7
waterzucht water: water (Mheer) Waterzucht: ziekelijke ophoping van vocht in het onderhuidse weefsel en in de lichaamsholten (zucht, het water). [N 84 (1981)] III-1-2
weddenschap weddenschap: wɛdəsjap (Mheer) weddenschap [RND] III-3-2