e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q196p plaats=Mheer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
werkdag, weekdag werkdag: weerkdag (Mheer) werkdag [ZND 08 (1925)] III-3-1
werken werken: werke (Mheer), wirke (Mheer), wɛrəkə (Mheer) arbeid verrichten [werken, arbeiden, wrochten] [N 85 (1981)] || geregelde arbeid verrichten; zijn taak, beroep of bedrijf uitoefenen [werken, arbeiden, wrochten] [N 89 (1982)] || werken [RND] III-3-1
werken op de boerderij afzien: āf˲zēn (Mheer), poejakken: pujakǝ (Mheer), zwoegen: žwūgǝ (Mheer) Ook te verstaan als het doen van huishoudelijk werk in het boerenbedrijf. De belangrijkste termen in taalgeografische zin zijn ongetwijfeld schommelen en keuteren; deze zijn dan ook in kaart gebracht; vergelijk nog de behandeling van schommelen in Goossens 1963b. De op Nederlandse bodem ontstane afleiding labeuren van het Franse leenwoord labeur is in de semasiologische kaart 5 ondergebracht. Verreweg het grootste deel van de andere opgaven zijn expressief geladen uitdrukkingen met velerlei connotaties voor "hard werken, zich afsloven" in het algemeen. [JG 1b; L 8, 149, S 47; monogr. add. uit N 5A, 95a; L 37, 11c] I-6
werklustig flink: fleenk (Mheer) niet bang voor moeite [moedig, dapper] [N 85 (1981)] III-1-4
werkschoen dikke schoen: dieke sjoon (Mheer) ploegschoenen [bow-, werkschoon] [N 24 (1964)] III-1-3
werpen van jongen baggelen: WLD v. zeug  baGGele (Mheer), jongelen: WLD v. konijn, hond of kat  jòngele (Mheer), kalven: WLD (koove ? - moeilijk leesbaar) v. koe  kouve (Mheer), lammen: WLD v. schaap  lamme (Mheer), veulenen: WLD v. paard  veulene (Mheer) Hoe noemt u een jong ter wereld brengen (jongen, moederen) [N 83 (1981)] III-4-2
wervel knevel: knēvǝl (Mheer) Blokje hout, dat draaibaar om een spijker op de kozijnstijl is aangebracht en dient om deuren van kastjes en schuurtjes gesloten te houden. In het gebied rond Weert werd het ook voor vensterluiken gebruikt. Zie ook 'Limburgs Idioticon', pag. 291, s.v. 'wölverke', het, ø̄Nachtslotje. 't Is de kantuitspraak van wervelke. Geh. St-Truiden.ø̄ [A 27, 32a-b; monogr.] II-9
wervelwind houwemouw: houwemou (Mheer), houwmouw: how-mow (Mheer), ⁄nne howmow (Mheer) Hoe noemt men een ronddraaiende wind, die stof en zand van de grond doet opwervelen of water als een zuil omhoogzuigt? [DC 30 (1958)] || wervelwind [SGV (1914)] || wervelwind [hauwmauw, remouw, hauw, ow, mouwmeuke, windroes] [N 22 (1963)] III-4-4
wesp wesp: wisp (Mheer, ... ), wèsp (Mheer) wesp [DC 09 (1940)], [SGV (1914)] III-4-2
wethouder, schepen schepen: Opm. is oude benaming.  sjeëpe (Mheer), wethouder: Opm. is huidige benaming.  wethouder (Mheer) het door de gemeenteraad gekozen lid van het dagelijks bestuur van een gemeente [wethouder, schepen] [N 90 (1982)] III-3-1