e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L217p plaats=Meerlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
witte aalbes witte miemeren: mv: -e  witte miemere (Meerlo) [DC 13 (1945)] I-7
witte kaas, wrongel fluiterd: fløͅi̯tərt (Meerlo), fluiterdkaas: fløͅi̯tərtkiəs (Meerlo), hangop: hangop (Meerlo) hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)] || soort kwark, wrongel III-2-3
witte kool kappes: kappes (Meerlo, ... ), kapəs (Meerlo), kappesmoes: kappesmoes (Meerlo), kapəsmus (Meerlo) kabuiskool || kabuiskool, witte kool || stamppot van witte kool I-7, III-2-3
witte kwikstaart kwikstaart: in MWaWb: ploegstaart (sic)  kwikstaart (Meerlo), ploegstaart: ploegstart (Meerlo), plŏĕgstart (Meerlo) kwikstaart [SGV (1914)] III-4-1
witte muts met sierkrans en afhangende linten toer: Toer en knipmuts hoorden bij elkaar. De muts was een zwart kapje dat bij het werken gedragen werd. Ze werd onder het achterhoofd met een snoertje vastgeknoopt. Zie ook afb. p. 291 (Vrouw mit toer, golde kettin mit krüs en slot).  toer (Meerlo) hoofddracht van vrouwen, ongeveer Brabantse muts III-1-3
witte narcis pinksterbloem: pinksterbloem (Meerlo), -  pinksterbloem (Meerlo, ... ) narcis, witte, veldkers || witte narcis III-4-3
wittebrood weg: weg (Meerlo), witte weg: wetəwɛx (Meerlo) mik, gebakken van zuivere bloem || wittebrood [SGV (1914)] III-2-3
woede gift: gift (Meerlo) hevige boosheid [gift, gif, koleire, woede, horzel, frut] [N 85 (1981)] III-1-4
woeker woeker: woeker (Meerlo) onwettige winst die verkregen is door misbruik te maken van de nood van iemand anders bijv. door te veel rente te vragen [woeker, woekerij, usure] [N 89 (1982)] III-3-1
woelen woelen: woële (Meerlo) Woelen: onrustig heen en weer bewegen (woelen, spollen). [N 84 (1981)] III-1-2